Begrippenlijst
Lexicon van financiële termen voor de Asset Management-sector
Dit document bevat een overkoepelende woordenlijst van financiële termen met betrekking tot de asset management-sector. Deze woordenlijst is bedoeld voor vermogensbeheerders die deze kunnen gebruiken voor de verklaring van termen die voorkomen in de reclame van financiële producten aan niet-professionele cliënten in België.
Doelstelling van de woordenlijst
De overkoepelende woordenlijst is een sector-breed hulpmiddel voor vermogensbeheerders:
- met een eenduidige beschrijving van financiële termen op sectorniveau op een centraal platform die kunnen opgenomen worden in de reclame van financiële producten aan niet-professionele cliënten in België;
- met als oogmerk dat bij opname in een reclamedocument van een technische term opgenomen in deze woordenlijst, de omschrijving standaard aanvaard wordt door de toezichthoudende overheid, de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Wanneer in een beschrijving van een bepaalde technische term een andere technische term wordt gebruikt moet ook de beschrijving van die term worden toegevoegd in de beschrijving van de eerste term.
Het gebruik van beschrijvingen uit deze woordenlijst gebeurt op een vrijwillige basis.
De woordenlijst is opgevat als een evolutief document in de tijd en kan niet beschouwd worden als een exhaustieve lijst van technische termen.
Eigen woordenlijst van vermogensbeheerders
Voor iedere vermogensbeheerder blijft de mogelijkheid bestaan om, onder zijn verantwoordelijkheid, eigen definities op te stellen en te gebruiken voor een specifieke publiciteit.
Gebruik van termen in de reclame van financiële producten aan niet-professionele cliënten in België die niet in de sector-brede woordenlijst zijn opgenomen
De vermogensbeheerder dient in dit geval eigen definities op te stellen om (technische) termen te beschrijven die niet in de sector-brede lijst opgenomen zijn.
Aandeel
Een aandeel is een bewijs van deelneming in het kapitaal van een onderneming. Aldus is een aandeelhouder een mede-eigenaar van de onderneming voor het percentage aandelen in zijn bezit. In ruil daarvoor heeft de aandeelhouder recht op een deel van de winst, dividend genaamd. Gewoonlijk is elk aandeel verbonden met een stemrecht dat men kan uitoefenen op de algemene vergadering van aandeelhouders.
Aandeelhouder (Shareholder)
Natuurlijke persoon of rechtspersoon die effecten van een vennootschap bezit die representatief zijn voor een fractie van haar maatschappelijk kapitaal, “aandelen” genoemd. Door aandelen te kopen, is de aandeelhouder stemgerechtigd op de algemene vergaderingen (in principe één stem per aandeel in bezit), heeft hij recht van toegang tot bepaalde informatie betreffende de vennootschap (jaarrekening, …), recht op de winst (inning van dividenden) en recht op een liquidatie-uitkering in geval van faillissement van de vennootschap (de aandeelhouder komt na de prioritaire en gewone schuldeisers). De waarde van het deel van de vennootschap waarvan de aandeelhouder eigenaar is als gevolg van de aandelen die hij bezit, kan sterk evolueren (stijgen of dalen), voornamelijk in functie van de situatie van de onderneming en de toestand op de financiële markten.
Aandelenfonds
ICB die grotendeels wordt belegd in aandelen en de kwalificatie “aandelenfonds” krijgt. In tegenstelling tot fondsen die grotendeels of volledig worden belegd in obligaties (obligatiefonds) of monetaire schuldinstrumenten (monetair fonds).
Aandelenklasse
Type aandelen (van een beleggingsfonds) dat zich onderscheidt/verschilt van andere aandelen in het fonds door een specifieke kostenstructuur of instapdrempel (bv. in functie van de doelgroep: instelling of particulier), een eventuele muntindekking, zijn noteringsmunt …
Aandelenmarkt
Term ter aanduiding van alle markten waar aandelen kunnen worden verhandeld. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen aandelenmarkten en obligatiemarkten of ook geldmarkten of derivatenmarkten.
Aanbevolen beleggingsduur
De aanbevolen beleggingsduur is de minimale duur die aan de belegger wordt aanbevolen om zijn deelbewijzen bij te houden. Ze verschilt dus in functie van het type belegging. Voor monetaire ICB’s bijvoorbeeld kan de duur zeer kort zijn, terwijl ze ten minste 5 jaar bedraagt voor andere activaklassen zoals aandelen.
Absoluut rendement
Wijze van beheer die probeert een positieve rentabiliteit te behalen ongeacht de richting die de markten uitgaan (stijging of daling). Dit rendement wordt verkregen door niet-conventionele beheertechnieken toe te passen, zoals “short selling” en de toepassing van een hefboomeffect.
Achtergestelde obligaties
Achtergestelde obligaties zijn obligaties die pas na de andere schuldeisers worden terugbetaald (maar vóór de aandeelhouders) in geval van faillissement of vereffening van de betrokken vennootschap. De kans is groot dat de bezitters van dit soort papier in geval van faillissement niet worden terugbetaald of minder worden terugbetaald dan de bezitters van senior obligaties. Dit type schuldpapier vertegenwoordigt dus een groter risico en vereist een hoger tarief.
De obligaties in volgorde van belang:
- Bevoorrechte of senior obligaties: deze effecten zijn prioritair wat betreft de betaling van de interesten en zijn de eerste begunstigden van het geld dat overblijft in geval van faillissement.
- Lower Tier Two: de betaling van de coupon mag niet worden uitgesteld en de niet-terugbetaling van een coupon wordt als een tekortkoming beschouwd. Deze obligaties hebben een vaste vervaldatum.
- Upper Tier Two: deze eeuwigdurende effecten hebben geen einddatum. De betaling van de interesten mag worden uitgesteld, maar de coupon is cumulatief, wat betekent dat hij op een latere datum zal moeten worden betaald. Dit type lening gaat gepaard met een datum (“call date”) waarop de emittent kan beslissen om over te gaan tot terugbetaling. Bij gebrek aan terugbetaling wordt de coupon verhoogd (step-up).
- Tier One: deze obligaties zijn bevoorrecht ten opzichte van aandelen maar achtergesteld ten opzichte van alle andere schuldbewijzen. Een coupon die niet wordt betaald, gaat verloren (niet cumulatief). Van deze obligaties kan ook gebruik worden gemaakt ter compensatie van verliezen, waardoor hun hoofdsom daalt. Tier One-obligaties zijn eeuwigdurend maar er wordt voorzien in een “call date”.
Actief
In het domein van het activabeheer bestaat het actief van een fonds (ICB) uit de financiële instrumenten die het aanhoudt.
Actief beheer
Beheer waarbij de activabeheerder de effecten, instrumenten, geografische zones en bedrijfssectoren selecteert die volgens hem het best zullen presteren tijdens een welbepaalde periode. Een groot aantal fondsen past een actief beheer toe. De meeste van de betrokken fondsen worden op actieve wijze beheerd met verwijzing naar een benchmark, zonder dat het doel er echter in bestaat de benchmark te repliceren. Er kan met de samenstelling van de benchmark rekening worden gehouden bij wijze van referentie voor de samenstelling van de portefeuille, als referentie in het kader van het risicobeheer, ter vergelijking van het rendement en om de rendementsvergoeding te berekenen.
Activabeheer / Portefeuillebeheer
Het beheer van financiële activa, ook portefeuillebeheer of in het Engels Asset Management genoemd, bestaat erin door beleggers toevertrouwde kapitalen of fondsen te beheren met als doel een min of meer hoge inkomst te behalen en meerwaarden op te tekenen op min of meer lange termijn door te beleggen in aandelen, obligaties, thesauriebeveks enzovoort.
Activacategorieën
Activacategorieën zijn uitgebreide beleggingscategorieën met verschillende niveaus van risico en rendement, zoals aandelen, obligaties en liquiditeiten. Aandelen bieden een hoog rendementspotentieel maar hebben tegelijk ook een vrij hoog risiconiveau. Obligaties bieden meer zekerheid, maar hun gemiddelde rendement is lager. Onroerende goederen kunnen interessante rendementen bieden, maar houden het gevaar van illiquiditeit in. Contant geld wordt gekenmerkt door het feit dat het verwachte rendement het laagst is, maar biedt veel meer zekerheid en liquiditeit.
Afgeleide producten
Financiële instrumenten waarvan de waarde een afgeleide is van de waarde van een ander actief (het onderliggende actief). De waarde van het afgeleid product wordt niet alleen bepaald door de waarde van het onderliggende actief, maar ook door vele andere factoren (bijvoorbeeld de ontwikkeling van de rentevoeten, de looptijd en de volatiliteit van het onderliggende actief enzovoort). Er bestaan verschillende soorten afgeleide producten (forwards, futures, swaps, opties, …) op verschillende types activa (grondstoffen, valuta, aandelen, …). De kracht van afgeleide producten ligt in de hefboomwerking. Behalve als speculatief instrument kunnen ze ook worden gebruikt om een portefeuille te beschermen tegen bepaalde marktrisico’s zoals wisselkoers- en rentevoetrisico’s.
Afloopdatum
De afloopdatum is de datum waarop de hoofdsom van een belegging tegen een vaste rentevoet, zoals een obligatie, wordt terugbetaald. De afloopdatum van een vijfjarige obligatie, uitgegeven op 1 november 2019, valt op 1 november 2024.
AIFM-richtlijn
AIFM is een Engelse afkorting voor “Alternative Investment Fund Managers”. We kunnen dit in het Nederlands vertalen als “beheerders van alternatieve beleggingsfondsen”. Het voornaamste doel van deze richtlijn is de AIFM een erkenningsprocedure te doen doorlopen, zodat ze vervolgens permanent onderworpen zijn aan geharmoniseerde regelgevingsnormen. Bovendien wordt de transparantie ten aanzien van enerzijds de beleggers en anderzijds de openbare toezichthouders bevorderd voor de AIFM en de fondsen die zij beheren. De AIFM-richtlijn heeft als doel, voor alle rechtsgebieden samen, om een werkkader te ontwikkelen dat tegelijk betrekking heeft op het toezicht op en de rechtstreekse regulering van de beheerders van alternatieve beleggingsfondsen. De richtlijn zou moeten helpen de tekortkomingen van de bestaande nationale regelgeving te verhelpen, om de grensoverschrijdende aard van bepaalde risico’s te beheren en in te schatten en zou ook moeten bijdragen tot de ontwikkeling van de interne markt. De richtlijn heeft als doel alle grote AIFM, alsook derden die belangrijke diensten leveren (bv. bewaarders, administratieve beheerders, deskundigen), te onderwerpen aan regelgevingsnormen. De richtlijn is in de eerste plaats gericht op het marktsegment van de professionele beleggers.
Alfa
De alfa is een indicator die wordt gebruikt om de toegevoegde waarde te meten die een actief beheer oplevert ten opzichte van een passieve blootstelling aan een referentie-index. Een positieve alfa is de weergave van een beter presteren terwijl een negatieve alfa wijst op een slechtere prestatie. Een eenvoudige manier om de alfa te berekenen, bestaat erin de prestatie van een fonds te vergelijken met de prestatie van zijn referentie-index. Het verschil tussen beide is de alfa van het fonds. Bijvoorbeeld: een alfa van 0,50 betekent dat de portefeuille 0,50% beter heeft gepresteerd dan de markt.
Alternatief beheer
Beheer dat wordt gedefinieerd als een type beheer dat onafhankelijk is van de indexen en rendementen van de beurzen. Het wordt gekenmerkt door een doel van absoluut rendement onder van tevoren vastgestelde risico-voorwaarden. Dit type beheer steunt op strategieën en instrumenten die zowel gediversifieerd als complex zijn. Het gaat dus om een vorm van beheer die, van nature, is voorbehouden voor “ervaren” beleggers (institutionele beleggers, “professionele” beleggers, …).
Alternatieve belegging / alternatief product
Alternatieve beleggingen beleggen in hedge funds, real estate, commodities en particuliere aandelenfondsen. Alternatieve beleggingen hebben als doel elk jaar een positief resultaat op te leveren, ongeacht de economische omgeving. Alternatieve fondsen proberen een hoger rendement te halen dan dat van de marktindexen of de benchmark maar gaan ook vaak gepaard met een potentieel hoger risico.
American Stock Exchange (AMEX)
Effecten- en optiebeurs in New York, afgekort tot AMEX. Niet te verwarren met de New York Stock Exchange (NYSE), die ook “Wall Street” wordt genoemd.
Amerikaanse schatkistbon (T-Bond)
Langetermijnobligaties uitgegeven door de Amerikaanse schatkist voor rekening en in het kader van de financiering van de Amerikaanse overheid. T-Bond is de samentrekking van “Treasury bond”. De renteniveaus die toepasselijk zijn op de T-Bonds, dienen als referentie voor een groot aantal emittenten, ook buiten de Verenigde Staten. T-Bonds hebben gewoonlijk een levensduur tussen 10 en 30 jaar. Schatkistbonnen op 10 jaar zijn de schuldbewijzen met sterrenstatus van Wall Street. Beleggers zien deze belegging als risicoloos, omdat ze van mening zijn dat het risico dat de emittent, de Verenigde Staten, in gebreke blijft zo goed als onbestaand is.
Anti-dilution levy
In geval van buitengewoon belangrijke netto-instappen of -uitstappen waarvan de niveaus of voorwaarden op voorhand worden vastgesteld, kan de activabeheerder of de asset manager aan de betrokken beleggers (die op de bewuste datum in- of uitstappen) bijkomende kosten aanrekenen die de negatieve impact op de netto-inventariswaarde neutraliseren. Het bedrag van deze kosten is gebaseerd op de door de beheerder opgelopen transactiekosten. Deze kosten worden in uitzonderlijke situaties ingehouden in het belang van de beleggers die het fonds behouden.
Appreciatie
Synoniem van meerwaarde, waardestijging. Wordt gebruikt in het domein van de valutahandel om de meerwaarde van een munt ten opzichte van een andere aan te duiden.
Arbitrage
Arbitrage heeft twee betekenissen.
Arbitrage bestaat erin de verdeling van spaargeld over verschillende beleggingsinstrumenten binnen eenzelfde constructie te wijzigen. Deze operatie laat bijvoorbeeld toe om aan spaargeld een bepaalde dynamiek te geven door een groter deel van de tegoeden toe te wijzen aan instrumenten die worden belegd in aandelen of, integendeel, de risicoblootstelling te verminderen door de portefeuille te oriënteren naar minder risicovolle instrumenten zoals obligaties of monetaire producten.
Arbitrage is ook een techniek die wordt gebruikt in het kader van het portefeuillebeheer en die erop gericht is voordeel te halen uit de marktverschillen. Een voorbeeld van arbitrage is de aankoop van een financieel instrument op een markt en de verkoop van hetzelfde financieel instrument op een andere markt, met als doel te profiteren van een abnormaal prijsverschil tussen deze twee markten.
Ask price of laatprijs
Laatkoers. Prijs die de markt vraagt voor de verkoop van een bepaald effect.
Asset allocation – activatoewijzing
Asset allocation bestaat erin het belegde vermogen te verdelen over verschillende categorieën van activa of assets. Gewoonlijk wordt een verdeling tussen liquiditeiten, obligaties, aandelen en vastgoed doorgevoerd op basis van het risicoprofiel.
Asset-Backed Security (ABS)
Asset-Backed Securities (ABS) zijn financiële instrumenten op onderpand van specifieke activa. De vaak gebruikte zekerheden omvatten hypothecaire leningen en de saldi van kredietkaarten.
Asset management
Asset Management of vermogensbeheer is de algemene term voor het beheer van een portefeuille met een geheel van activa zoals aandelen, obligaties of liquiditeiten.
Asset test (%)
Test die bepaalt of meer dan 10% van het vermogen van een fonds (of een compartiment) rechtstreeks of onrechtstreeks is belegd in schuldvorderingen, zoals gedefinieerd in artikel 19bis WIB 92. Indien dit het geval is, is een bevrijdende roerende voorheffing verschuldigd op de inkomsten die voortkomen uit deze schuldvorderingen bij de inkoop of de overdracht onder bezwarende titel van de deelbewijzen van het fonds, of in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen van het fonds of van het betrokken compartiment.
Basisconsumptie
De sector van de basisconsumptie bestaat uit de ondernemingen die essentiële goederen en diensten verkopen (voeding, persoonlijke hygiëne, onderhoud van de woning, tabak). In vergelijking met de uitgaven voor luxegoederen, vakantie of elektronica is het moeilijker om te bezuinigen op basisuitgaven, vooral in economisch moeilijke tijden. Het gaat in wezen dus om een sector die tegengesteld is aan de sector van de discretionaire consumptie.
Basispunt
Eenheid die verwijst naar de afwijkingen tussen de rentevoeten. Een basispunt is gelijk aan 0,01%.
Bear Market
Engelse term voor een markt waar de koersen algemeen dalen (baissemarkt).
Bedrijfsobligatie (ondernemingsobligatie of corporate bond)
Een bedrijfsobligatie is een obligatie die een bedrijf uitgeeft om de bedrijfsactiviteiten te financieren. De hoofdsom wordt terugbetaald op de vervaldatum van de obligatie. Bovendien keert een obligatie tijdens zijn looptijd regelmatig interesten uit. Er bestaan ook verschillende beleggingsfondsen die beleggen in bedrijfsobligaties.
Beheerder
De beheerder is de organisatie / de persoon die instaat voor het beheer van het vermogen van het fonds.
Beheerdoelstelling
De beheerdoelstelling van een ICB identificeert de voornaamste oriënteringen en de grote kenmerken van het beheer dat deze ICB toepast. De beheerdoelstelling wordt beschreven in het prospectus en de Essentiële Beleggersinformatie (EBI) en moet coherent zijn met het beleggingsbeleid, de referentie-indicator (in voorkomend geval) en algemener met de technische en financiële kenmerken van de ICB.
Beheerkosten
Vergoeding die wordt betaald voor het beheer van het vermogen. De beheerkosten worden uitgedrukt als een jaarlijks percentage. De kosten worden afgetrokken van het vermogen van het fonds.
Beheermandaat
Het discretionair en geïndividualiseerd beheer van een portefeuille met een of meerdere financiële instrumenten in het kader van een door de klant verleend mandaat.
Het gaat om een mandaat voor beheer van een (welbepaald) actief, overeenkomstig de in dit mandaat overeengekomen regels. Met inachtneming van dit mandaat kan de beheerder de portefeuille naar eigen inzicht beheren en moet hij van dat beheer periodieke rapporten aan de klant bezorgen.
Bel-20 index
Beursbarometer, berekend en bijgehouden door Euronext, van de Belgische lokale effectenmarkt. De Bel-20 is een gewogen index die gebaseerd is op de koersen van de 20 meest verhandelde Belgische ondernemingen, genoteerd op de effectenbeurs van Euronext. Het effectieve volume van verhandelde aandelen is bepalend voor de opname van een aandeel in de Bel-20.
Beleggingshorizon
Periode waarin een belegger van mening is zijn fondsen niet nodig te hebben. Deze voorziene vaste periode is meer bepaald afhankelijk van de samenstelling van zijn vermogen, zijn spaardoelstellingen of ook van zijn inkomsten. De beleggingshorizon wordt nader bepaald bij de inschrijving op ICB’s die in hun informatiebrochures de aanbevolen beleggingsduur vermelden. De beleggingshorizon van de spaarder moet worden verbonden met de aanbevolen beleggingsduur.
Beleggingsstrategie
Strategie op middellange/lange termijn van een beheervennootschap of een zelfbeheerde bevek, bepaald door een beleggingscomité op basis van een globale economische benadering. Dit comité zal deze strategie aanpassen indien de macro-economische context op significante wijze evolueert. Een beleggingsstrategie verschilt van de “beleggingstactiek” die verwijst naar de keuzes van activa tijdens een korte periode.
Benchmark
Zie referentie-index.
Beste uitvoering (best execution)
Gereglementeerde ondernemingen die de orders van hun klanten uitvoeren, moeten alle redelijke maatregelen nemen om, bij de uitvoering van die orders, het best mogelijke resultaat voor hun klanten te verkrijgen, rekening gehouden met de prijs, kosten, snelheid, waarschijnlijkheid van de uitvoering en van de afwikkeling, omvang, aard van het order of eender welke andere beschouwing betreffende de uitvoering van de orders. De inachtneming van de verplichtingen houdt voor gereglementeerde ondernemingen in dat ze doeltreffende mechanismen ontwikkelen en toepassen om zich daarnaar te schikken. Ze moeten inzonderheid een beleid van beste uitvoering van orders ontwikkelen en toepassen dat hen in staat stelt, voor de orders van hun klanten, het best mogelijke resultaat te verkrijgen.
Bèta
De bèta meet het marktrisico van een portefeuille. De markt wordt dan vertegenwoordigd door beursindexen (bv. MSCI World) die overeenstemmen met het portefeuillebeleid. De bèta is een aanwijzing van de gevoeligheid van het rendement van de portefeuille in verhouding tot het rendement van de markt. Bijvoorbeeld: een bèta van 1,5 geeft aan dat de portefeuille een rendement van 1,5% zal laten optekenen wanneer de markt er met 1% op vooruitgaat. Vanuit mathematisch oogpunt gaat het om de correlatie tussen de portefeuille en de markt, vermenigvuldigd met hun respectieve volatiliteitsratio’s.
Bèta-adjusted duration
De duration is een indicator van de gevoeligheid van een obligatie voor de evolutie van de rentevoeten. Voor met inflatie verbonden obligaties wordt een duration berekend die aangepast is aan de bèta. De duration is dan een indicator van de gevoeligheid van een geïndexeerde obligatie ten opzichte van de evolutie van de reële rentevoeten. De aan de bèta aangepaste duration meet de gevoeligheid van een geïndexeerde obligatie ten opzichte van de evoluties van de nominale rentevoeten.
Beursdag
Dag waarop de beurs open is, i.e. een dag met officiële noteringen.
Beurskapitalisatie
Waarde van een op de beurs genoteerde vennootschap die wordt berekend door de laatste beurskoers te vermenigvuldigen met het aantal aandelen waaruit het maatschappelijk kapitaal is samengesteld. De beurskapitalisatie schommelt voornamelijk in functie van de evolutie van de beurskoers. We hebben het ook over de beurskapitalisatie van een financieel centrum (cumul van de beurskapitalisaties van de vennootschappen die er zijn genoteerd). Op die manier kan het relatieve gewicht van de verschillende beurzen worden gemeten, alsook de evolutie van het gewicht van elk van die beurzen door de tijd.
Beurskoers
De prijs van een financieel actief met beursnotering op een gegeven ogenblik, als resultaat van de verkoop- en kooporders.
Beurswaarde
De beurswaarde van een genoteerd fonds wordt berekend door het aantal aandelen in omloop te vermenigvuldigen met de actuele beurskoers van dat aandeel. De beurswaarde is synoniem van marktkapitalisatie.
Bevak
Beleggingsvennootschap met vast kapitaal. Het bijzondere aan een bevak is dat ze wordt opgericht met vast kapitaal. Bij de oprichting van een bevak wordt er een kapitaal belegd en dit kapitaal blijft hetzelfde tot aan de vereffening van de bevak (met uitzondering van de meerwaarden en dividenden die de bevak genereert). Een bevak belegt in verschillende financiële producten en keert de winsten van de uitgevoerde transacties uit onder de aandeelhouders.
Bevek
Bevek is een afkorting en staat voor beleggingsvennootschappen met veranderlijk kapitaal; het gaat om een open-end beleggingsfonds (met open kapitaal, m.a.w. het kapitaal varieert in verhouding tot de beleggers die kopen en verkopen). Beveks zijn juridische entiteiten die aandelen uitgeven. Gemeenschappelijke beleggingsfondsen (GBF) hebben daarentegen geen rechtspersoonlijkheid en geven deelbewijzen uit. Ze hebben als doel een effectenportefeuille te beheren. Elke inschrijver wordt aandeelhouder en kan op de algemene vergaderingen zijn mening te kennen geven over het beheer van de vennootschap. Een bevek kan zelf instaan voor haar beheer of kan deze functie toevertrouwen aan een beheervennootschap die verplicht is te handelen in het exclusieve belang van de aandeelhouders.
Bewaarder
Instelling die krachtens de regelgeving wordt belast met de bewaring van de activa en het toezicht op de regelmatigheid van de door een ICB genomen beslissingen. Deze instelling voert ook de boekhouding van de ICB’s. De bewaarder van ICB moet ook toezien op de inachtneming door de verschillende fondsen van de normen inzake beheer die de toezichthouder heeft vastgelegd. Hij moet deze laatste op de hoogte brengen van eventuele gevallen van niet-naleving van deze normen of van aanhoudende onregelmatigheden. De centrale bewaarder opent en beheert rekeningen-courant van effecten voor de aangesloten rekeninghouders-bewaarders. Hij centraliseert de bewaring van de effecten en bevordert de doorgifte ervan tussen de financiële tussenpersonen door overschrijvingen van rekening naar rekening uit te voeren. De bewaarder codificeert de effecten die worden toegelaten tot zijn effectentransacties (kapitaalverhoging, …). Hij waakt over het sluitende karakter van het systeem van bewaring van de effecten.
Bewaarloon
De bewaring van effectenrekeningen brengt voor de financiële instellingen die handelen als bewaarders een groot aantal verrichtingen mee op het vlak van administratie en informatieverstrekking. Zij rekenen voor deze dienstverlening een bewaarloon aan dat een- of tweemaal per jaar wordt geïnd.
Bid price of biedprijs
Aankoopprijs die wordt gebruikt op de kapitaalmarkten en die verwijst naar de prijs genoteerd door een trader waaraan de verschillende tussenkomende partijen het actief in hun bezit kunnen verkopen. Bijvoorbeeld: de biedprijs van een noteringsvork van deviezen Euro USD van 1,3050 / 1,3052 is gelijk aan 1,3050. Het tweede deel van de noteringsvork wordt “ask” genoemd (verkoopprijs van de trader).
Biedkoers
Aankoopprijs. Prijs die de markt voorstelt voor de aankoop van een bepaald effect.
Blootstelling
Beleggingsniveau gerealiseerd door een fonds in de ene of andere activaklasse en risiconiveau dat eruit voortvloeit. Indien een fonds bijvoorbeeld 50% van de activa die het beheert, belegt in aandelen, is de blootstelling van het fonds aan het risico “aandelen” gelijk aan 50%.
Blue Chip
Term die wordt gebruikt voor bedrijven van grote kwaliteit. Ze behoren tot de categorie van de “grote kapitalisaties” en onderscheiden zich door een hoog transactievolume. Deze vennootschappen keren gewoonlijk dividenden uit en worden als gunstig beschouwd voor de beleggers. Ze hebben al vele jaren een goede reputatie, verkeren gewoonlijk in goede financiële gezondheid en zijn zeer vaak marktleiders in hun bedrijfssectoren.
Bodemgrens
Beleggingen die de techniek van bodemgrensbewaking gebruiken, streven ernaar de waarde van een belegging gedurende een vooraf bepaalde periode( bv. één jaar) niet onder een vooraf bepaalde bodemgrens (bv. 90% of 95% van de inventariswaarde) bepaald bij het begin van die periode te laten zakken. De afstand tot de bodemgrens (= de afstand van de netto-inventariswaarde (NIW) tot de bodemgrens) wordt als volgt berekend: (NIW – bodemgrens) / bodemgrens.
Boekjaar
Boekjaar, een periode van twaalf maanden waarover een onderneming verslag uitbrengt over haar omzet en winst. Een boekjaar moet niet altijd samenvallen met een kalenderjaar of een fiscaal jaar.
Bottom-up
Bottom-up verwijst naar het selectieproces van de financiële instrumenten waarin een fonds of een compartiment belegt. In het kader van deze benadering is de selectie gebaseerd op een individuele analyse van de financiële instrumenten, veeleer dan op basis van de macro-economische toestand.
Dit selectieproces is de tegenhanger van een top-downselectie.
Break-even (niveau)
Het break-evenniveau of break-evenpunt voor inflatie is een specifieke term die wordt gebruikt in het kader van compartimenten belegd in met de inflatie verbonden obligaties. Het break-evenpunt voor inflatie stemt overeen met het verschil in rendement tussen een geïndexeerde obligatie en dat van een nominale obligatie uitgegeven door dezelfde emittent en voor dezelfde looptijd. Het break-evenpunt voor inflatie is een indicator van de verwachtingen van de markt met betrekking tot de inflatie.
BRICS
Afkorting die verwijst naar 5 grote opkomende landen met een sterke economische groei: Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika. Er bestaan nochtans grote verschillen tussen deze landen. Deze 5 landen worden beschouwd als de grote opkomende economische mogendheden.
Bull Market
Engelse term voor een positieve markt waar de koersen algemeen stijgen (haussemarkt).
Bund
Duitse overheidsobligatie (schatkistobligatie) die als referentie dient op de obligatiemarkt in Europa. Duitsland, dat een van de beste noteringen heeft die de ratingagentschappen toekennen, wordt beschouwd als de veiligste emittent en dus zijn de Duitse rentevoeten de laagste in de eurozone. Op basis van zijn rente voor een uitgifte op 10 jaar wordt de afwijking (spread) genoteerd die de financiële markten eisen om in te schrijven op de emissies van de andere landen in de eurozone. Het termijncontract op de 10-jarige Bund is het meest liquide in Europa.
Buy and hold-strategie
Engelse term voor een beleggingsmethode waarbij de belegger nauwelijks nieuwe aandelen in portefeuille neemt en de inkomsten van de dividenden gebruikt om opnieuw te beleggen in aandelen die hij al bezit (passieve beleggingsstrategie).
Deze methode bestaat ook voor obligaties. Voor obligaties die men koopt in een portefeuille en bijhoudt tot hun einddatum, spreken we van een buy and watch-strategie.
CAC 40
Beursbarometer, berekend en bijgehouden door Euronext, van de Franse lokale effectenmarkt. De CAC 40 is een gewogen index die gebaseerd is op de koersen van de 40 meest verhandelde Franse ondernemingen, genoteerd op de effectenbeurs van Euronext. Het effectieve volume van de verhandelde aandelen is bepalend voor de opname van een aandeel in de CAC 40. CAC is een afkorting voor “Cotation Assistée en Continu”.
Cash dividend (dividend in contanten)
Een uitkering van dividenden in geld. Dividenden kunnen ook worden uitgekeerd in de vorm van aandelen; in dit geval hebben we het over “stock dividend” of “dividend betaald in aandelen”.
Cash flow
Engelse term voor de som van de nettowinst en de afschrijvingen van een onderneming (geldstroom). De omvang van de geldstroom laat zien of een onderneming over veel of weinig middelen beschikt om te investeren of haar schulden af te lossen.
Chart
Engels voor koersgrafiek. Charts worden onder meer gebruikt bij technische analyses van de effectenmarkt of van een individueel fonds.
Chinese Walls
Denkbeeldige muren tussen de verschillende departementen van financiële instellingen (vooral banken). Op basis van deze “Chinese muren” dient men te vermijden dat informatie die gevoelig is voor de beurskoersen te snel bekend raakt bij bepaalde departementen.
Clearing
Clearing is een procedé dat toelaat de verrekeningsverrichtingen te centraliseren en te organiseren met het oog op de vereffening van schulden en schuldvorderingen tussen twee financiële instellingen. De clearinginstelling is een door de marktautoriteiten erkende financiële instelling die als taak heeft in te staan voor de afwikkeling van de transacties van effecten en contracten die op een beurs zijn geregistreerd. De clearinginstelling vergewist zich ervan dat de uitwisselingen van deze verschillende activa wel degelijk aanleiding geven tot gelijktijdige betalingen.
Cliquet (klikeffect)
Berekeningsmechanisme gedefinieerd in het prospectus en de Essentiële Beleggersinformatie (EBI) van een ICB met vaste looptijd dat het voor de bezitter van een bevek of van een GBF mogelijk maakt de tijdens een bepaalde periode verworven winsten definitief te verwerven, ongeacht de verdere evolutie van de markten en dus van de activa van de ICB.
COCOS (voorwaardelijk converteerbare obligatie)
Om het eigen vermogen te versterken, mogen banken voorwaardelijk converteerbare obligaties (cocos) uitgeven. Het gaat om klassieke converteerbare obligaties waaraan een voorwaarde is verbonden: op verzoek van de emittent worden de obligaties omgezet in aandelen. Naargelang bepaalde gebeurtenissen zich voordoen, zoals een aanzienlijk verlies, ontoereikende ratio eigen vermogen …, worden coco’s automatisch omgezet in aandelen van de emittent. Voor de emittenten brengt dit het voordeel mee, in geval van uitoefening, dat ze hun eigen vermogen kunnen verhogen, voor de inschrijvers dat ze een hoge coupon genieten (in ruil voor het veel grotere risico dat ze lopen omdat de obligatie kan worden omgezet in een aandeel).
Collateral
Actief dat wordt gedeponeerd tot garantie van een lening. Zo de lening niet kan worden afgelost, mag de kredietgever het actief voor eigen rekening verkopen. In de jaren 2000 was er een sterke ontwikkeling van gedekte obligaties.
Collateralized Debt Obligation (CDO)
Een financieel instrument dat bestaat uit een geheel van verschillende types schuldvorderingen (bv. obligaties, leningen, vastrentende effecten en andere activa). Al deze schuldvorderingen worden samengebracht in één globale obligatie die dan wordt onderverdeeld in schijven (gaande van “zeer risicovol = hoge vergoeding” tot “minder risicovol = lagere vergoeding”).
Commercial paper
Verhandelbaar effect (lening), uitgegeven door een onderneming of een onderneming die geen kredietinstelling is.
Commodities
Engelse term voor grondstoffen zoals goud, zilver en andere kostbare metalen alsook koper, koffie, sojabonen, enzovoort.
Compartiment
Elke ICB kan een of meerdere compartimenten hebben die aanleiding geven tot de uitgifte van een aandelencategorie of representatieve deelbewijzen van de activa van de ICB die eraan zijn toegewezen. De creatie van compartimenten beantwoordt aan een logica van segmentering die toelaat, in het kader van eenzelfde juridische structuur (bevek of GBF) en onder eenzelfde benaming, meerdere portefeuilles naast elkaar te plaatsen met het oog op diversificatie. Elk compartiment is individueel onderworpen aan de reglementering van de ICB.
Consolidatie van de markt
Een consolidatiesessie is een fase van stabilisatie of zelfs van lichte daling van de beursindicator na een fase van sterke stijging. Het is niet ongewoon dat een effect dat gedurende meerdere dagen in waarde is gestegen vervolgens 1% of 2% verliest tijdens een sessie. Het effect consolideert de stijging van de afgelopen dagen. De kopers doen afstand van het effect terwijl de nieuwkomers een positie innemen. Deze consolidatiefase bevestigt gewoonlijk alleen maar de tendens.
Constant Proportion Portfolio Insurance (CPPI) – bodemgrensbewaking
We vinden de techniek van de bodemgrensbewaking terug in beleggingen zonder eindvervaldag. Beleggingen die gebruik maken van deze techniek, hebben als doel de waarde niet te laten dalen onder een van tevoren vastgestelde bodemgrens (bv. 90% of 95% van de koers (= inventariswaarde) bij aanvang van de periode) tijdens een vooraf bepaalde periode (gewoonlijk één jaar). Wanneer de bodemgrens wordt bedreigd, verlaagt de beheerder het gewicht van de activa die grotere risico’s inhouden (bv. aandelen, aandelenfondsen, obligaties op middellange en lange termijn, obligatiefondsen op middellange en lange termijn, bepaalde geldmarktinstrumenten en alternatieve beleggingen (met name in onroerende goederen, financiële instrumenten verbonden met de prijsevolutie op de grondstoffenmarkten, …)) ten voordele van activa die minder risico’s inhouden (bv. sommige geldmarktinstrumenten, kortetermijnobligaties, obligatiefondsen op korte termijn, liquiditeiten, …). Wanneer dat nodig blijkt, kan hij tot 100% investeren in liquiditeiten. De techniek van bodemgrensbewaking laat toe de negatieve gevolgen van een sterke daling van de beurzen te beperken. Ze biedt echter geen bescherming of garantie van het kapitaal noch een gewaarborgd rendement.
Consumer Price Index
Instrument om de inflatie te meten. Deze index wordt maandelijks gepubliceerd en bevat de prijzen van consumptiegoederen en -diensten.
Contrarian
Engels woord dat verwijst naar een belegger die tegen de stroom ingaat, die koopt wanneer alle anderen verkopen en die verkoopt wanneer alle anderen kopen.
Converteerbare obligatie
Een obligatielening die onder sommige omstandigheden op een bepaalde datum kan worden omgewisseld in een ander soort effecten, gewoonlijk aandelen van de uitgevende instelling. In het Engels spreekt men van “convertible bond”.
Correctie
Er is sprake van een correctie wanneer de beurskoersen weer dalen na een periode van (sterke) stijging.
Correlatie
Gelegen tussen -1 en +1 gaat het om de sterkte van het verband tussen het rendement van het fonds en het rendement van zijn referentie-index. Een correlatie van 1 betekent dat het fonds zich gedraagt op precies dezelfde wijze als zijn referentie-index. Een correlatie hoger dan 0,7 wijst op een sterk verband met de index; een correlatie tussen 0,4 en 0,69 wijst op een zwak verband; een correlatie lager dan 0,3 betekent dat er niet echt een verband is. De correlatie is negatief wanneer de index stijgt en het fonds daalt, of omgekeerd.
Coupon
De coupon geeft de rentevoet weer die een obligatie uitbetaalt aan de houder ervan. Gewoonlijk worden coupons jaarlijks uitbetaald, al kan die termijn ook korter of langer zijn; soms worden coupons pas betaald op het ogenblik van terugbetaling van de obligatie, na te zijn gekapitaliseerd. De coupon (uitgedrukt in %) wordt vastgesteld op het ogenblik van uitgifte van de obligatie en zijn percentage is afhankelijk van het niveau van de rentevoeten op het ogenblik van uitgifte. Hij is ook afhankelijk van de levensduur van de obligatie (gewoonlijk stijgt het percentage met de duur van de obligatielening) en van de kwaliteit van de emittent (hoe betrouwbaarder de emittent, hoe lager de vergoeding).
Couponrendement
Verhouding tussen de interest van de coupon (interest op het nominale bedrag van een obligatie) en de beurskoers van een obligatie. Voorbeeld: een overheidslening tegen 6% heeft een beurskoers van 95%. Het couponrendement bedraagt in dit geval: 6/95 x 100% = 6,32%.
Credit Default Swaps (CDS)
Overeenkomst waarbij de kredietprotectienemer zich ertoe verbindt een premie te betalen in ruil voor de verbintenis vanwege de verkoper om een schadeloosstelling te betalen indien er zich een kredietvoorval voordoet. Eigenlijk is een “credit default swap” dus een beschermingscontract: de protectienemer betaalt aan de verkoper een premie (een percentage) waarvan het bedrag afhankelijk is van het actief dat hij wenst te beschermen. Van zijn kant verbindt de verkoper zich ertoe de eventuele verliezen te vergoeden die het actief (of het onderliggende product) oploopt. De protectiegever is niet verplicht om fondsen opzij te houden die de afwikkeling van de transactie garanderen. Hij ontvangt de premies en zijn kapitaal groeit dus aan zonder dat hij fondsen moet beveiligen. De tegenprestatie (toekomstige stortingen in geval van waardevermindering van het onderliggende) vertegenwoordigt wat in de boekhouding een “niet in de balans opgenomen verbintenis” wordt genoemd. CDS worden onderhands uitgewisseld tussen koper en verkoper, wat betekent dat ze niet op een markt zijn genoteerd en niet het voorwerp van regulering zijn.
Cut-off time
Termijn tegen dewelke een verzoek tot inschrijving in of terugbetaling van een ICB dient overgemaakt, opdat de inschrijving of terugbetaling zou worden uitgevoerd tegen de eerstvolgende inventariswaarde.
Cyclische aandelen
Aandelen van ondernemingen die gevoeliger zijn voor de evolutie van de economische cyclus of van de conjunctuur dan defensieve aandelen. Voorbeelden van cyclische aandelen zijn onder meer fondsen met betrekking tot de chemische en staalsector.
Cyclische consumptie
De sector van de cyclische consumptie bestaat uit ondernemingen die niet-essentiële goederen en diensten verkopen (luxegoederen, media, auto’s, merkkleding, restaurants, hotels, elektronische onderdelen). In vergelijking met bijvoorbeeld de uitgaven voor voeding is het gemakkelijker om te snoeien in cyclische uitgaven, vooral in economisch moeilijke tijden. Het gaat in wezen dus om een sector die tegengesteld is aan de sector van de basisconsumptie.
Dakfonds
Fonds dat zijn actief grotendeels belegt in een of meerdere andere fondsen die “onderliggende fondsen” worden genoemd.
Datum van de coupon
Datum waarop de rente van een obligatie wordt betaald.
Defensief actief
Wordt gezegd van beleggingen die goed stand houden, omdat ze gewoonlijk meer weerstand bieden tegen verschillende soorten risico’s in vergelijking met dynamische activa. In geval van een daling op de aandelenbeurzen kunnen bijvoorbeeld obligaties een defensief actief vormen. Ook de best genoteerde overheidsobligaties worden als defensief gekwalificeerd. Tot slot krijgen sommige aandelen, met name die welke behoren tot sectoren op de beurs met kenmerken van een regelmatige progressie van de activiteit en een goede zichtbaarheid van de resultaten (bv. de voedingsindustrie of de farmaceutische sector), vaak de kwalificatie “defensief”. Om echt als defensief te kunnen worden gekwalificeerd, moeten ze een bèta lager dan 1 hebben.
Defensieve aandelen
Aandelen van ondernemingen die minder gevoelig zijn voor de evolutie van de economische cyclus of van de conjunctuur dan cyclische aandelen. Voorbeelden van defensieve aandelen zijn onder meer fondsen met betrekking tot de voedings- en financiële sector.
Delta
Delta is een term met betrekking tot een optie en geeft aan hoeveel aandelen nodig zijn tot dekking van het risico van de uitoefenprijs van een optie.
Deposito
Het geld dat een belegger tegen een vergoeding deponeert bij een bank gedurende een vaste periode. De looptijd van het deposito kan variëren van één dag (geld van dag tot dag) tot enkele jaren.
Depository receipts
Depository receipts (DR) zijn effecten die representatief zijn voor een bepaald aantal aandelen. Meestal gaat het om aandelen van ondernemingen op opkomende markten. Depository receipts worden uitgegeven door een kredietinstelling die de onderliggende deelbewijzen bijhoudt ten gunste van de houders van de bewuste certificaten. De kredietinstelling is gevestigd in een ontwikkelde markt (bv. de Verenigde Staten). Depository receipts bieden het voordeel van bescherming tegen bepaalde ongemakken die eigen zijn aan opkomende markten, zoals de eventuele beperkte toegankelijkheid van die markten, de hoge transactiekosten en beperkte liquiditeit. Depository receipts zijn uitgedrukt in een internationale munt, niet in de lokale munt van het aandeel.
Depreciatie
Een depreciatie is een daling van de waarde van een munt ten opzichte van een andere.
Derivatenmarkt
Markt waar derivaten (termijncontracten, opties en ruilcontracten) worden verhandeld. Deze laatste kunnen worden gebruikt als indekkingsinstrumenten waarmee beleggers zich kunnen beschermen tegen markt-, liquiditeits- en voornamelijk tegenpartijrisico’s of als middel van overexposure.
Devaluatie
De devaluatie van een munt is de daling van de waarde van een munteenheid die een vaste wisselkoers had. Een devaluatie is vaak het resultaat van een overheidsbeslissing.
Discretionair beheer (flexibel beheer)
Type beheer dat het voor de beheerder mogelijk maakt een individuele portefeuille of een fonds te beheren in functie van zijn analyses en door te anticiperen. Het fonds heeft meestal geen referentie-index en het staat de beheerder vrij te variëren wat de activatoewijzing tussen aandelen en obligaties betreft. Het flexibel beheer behoort tot deze categorie. Een flexibel beheer voorziet in minimale / maximale drempels voor de activatoewijzing. Ze worden van tevoren vastgesteld: bijvoorbeeld tussen 50 (minimaal) en 100% obligaties en tussen 0% (minimaal) en 50% (maximaal) aandelen. De beheerder behoudt zich de mogelijkheid voor de portefeuille te doen evolueren in functie van zijn marktanalyses en binnen de vastgestelde drempels. Dit type beheer levert zeer verschillende resultaten op van de ene tot de andere beheerder.
Distributeur
Een distributeur is een onderneming (gewoonlijk banken en verzekeraars) die belast is met de verkoop en de marketing van de beleggingsfondsen aan beleggers op continue basis. De distributeur is ook belast met het overmaken van informatie over de fondsen (bv. prospectus, jaarverslag en bijkomende informatie).
Distributie
Keuze van een ICB om de door de effecten in de portefeuille geïnde inkomsten uit te keren door een dividend toe te kennen. De wettelijke en commerciële documenten van elke ICB geven aan of de inkomsten worden uitgekeerd of gekapitaliseerd. Wanneer de inkomsten worden gekapitaliseerd, dragen ze bij tot de verhoging van de inventariswaarde van de aandelen van de beveks en de deelbewijzen van de GBF’s.
Distributieaandeel
Een ICB die de door de portefeuille geïnde inkomsten uitkeert.
Diversificatie
Een portefeuillestrategie met als doel het risico te beperken via de combinatie van verschillende investeringen die waarschijnlijk niet in dezelfde richting zullen evolueren. Diversificatie heeft als doel het totale risico te verminderen. Gewoonlijk vermindert de diversificatie zowel de hogere als de lagere kant van het rendementspotentieel van een portefeuille, zodat een beter resultaat kan worden verkregen in een brede waaier van economische omstandigheden.
Dividend
Een dividend is een uitkering in contanten van de winst, door een fonds of een onderneming betaald aan zijn aandeelhouders.
Dividendrendement
Het rendement van het dividend wordt berekend door het dividend te delen door de actuele koers van het aandeel en het resultaat vervolgens met 100 te vermenigvuldigen.
Dow Jones Industrial Average
Beursbarometer, berekend en bijgehouden door Dow Jones & Company, van de handel in Amerikaanse effecten. De Dow Jones Industrial Average-index werd in 1896 gecreëerd door Charles Dow. De “Dow” bestaat uit 30 Amerikaanse blue chips (kwaliteitsaandelen). Samen met de S&P 500-index wordt deze index beschouwd als een van de belangrijkste beursindicatoren wereldwijd.
Downside deviatie
Een downside deviatie stemt overeen met de standaardafwijking op jaarbasis van de maandelijkse rendementen onder een gegeven niveau. De berekening van de downside deviatie kan te vinden zijn in de technische fiches en op de websites van de asset managers en is gebaseerd op de risicovrije rente. Er wordt immers gebruik gemaakt van de risicovrije rente omdat men uitgaat van het principe dat een belegger gevoeliger is voor de volatiliteit van zijn belegging op een neerwaartse markt. De downside deviatie houdt dus geen rekening met de volatiliteit van het compartiment op de opwaartse markten.
Duration (gemiddelde levensduur)
De duration, uitgedrukt in aantal jaar, is de geactualiseerde gemiddelde levensduur van alle stromen (interesten en kapitaal) van een obligatie of een obligatieportefeuille. Hoe langer de duration, hoe groter het risico, waarbij alle overige zaken ongewijzigd blijven. Concreter gaat het om een indicator van de gevoeligheid van een obligatie voor de rentevoeten. Hoe langer de duration van een obligatie, hoe positiever de impact van een daling van de rentevoeten zal zijn – waarbij alle overige zaken ongewijzigd blijven – en hoe negatiever de impact van een stijging van de rentevoeten zal zijn.
Duurzame belegging
Belegging in een economische activiteit die bijdraagt tot een milieudoel of een belegging in een economische activiteit die bijdraagt tot een maatschappelijk doel.
Deze belegging mag geen ernstige afbreuk doen aan haar specifieke doelstellingen en de onderneming waarin is belegd moet praktijken op het gebied van goed bestuur volgen.
Om de transparantie betreffende de duurzaamheidsgraad van financiële producten te verbeteren, zag in 2019 de Europese Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR-verordening) het licht.
Eersterangstegenpartijen
Een tegenpartij is een koper of verkoper met wie men zijn transacties gaat uitvoeren. De eersterangstegenpartijen zijn tegenpartijen waaraan de internationale ratingagentschappen een gunstige kredietwaardigheid hebben toegekend en die handelen in overeenstemming met de internationale normen en gebruiken, met name de uitwisseling van zekerheden.
Effect (roerende waarde)
Generieke term voor de verschillende financiële effecten zoals aandelen, obligaties, schatkistbonnen, verhandelbare schuldbewijzen, aandelen van beveks en deelbewijzen van fondsen van eender welke aard, …
Effectenbeurs
Een centrale markt, gereguleerd voor het verhandelen van aandelen, obligaties enzovoort. In Nederland, België, Portugal en Frankrijk is de markt voor deze producten de contantmarkt van Euronext. Daarvan afgeleide producten, zoals opties en futures, worden verhandeld op de markt voor afgeleide producten.
Effectenmakelaar
Een effectenmakelaar of makelaar is een persoon of firma die onderhandelt tussen de verkoper en koper van effecten. Bij een transactie ontvangt de makelaar een vergoeding of “commissie”.
Effectisering
Financiële techniek waarbij een kredietinstelling financiële activa zoals schuldvorderingen overmaakt aan beleggers.
Emittent
De uitgever van een financieel instrument.
EONIA (Euro Over Night Interest Average)
De EONIA is de rente van geld van dag tot dag op de interbancaire markt: hij wordt door de Europese Centrale Bank berekend na afloop van een overzicht van noteringen, uitgevoerd op het einde van de dag bij een panel van 57 instellingen die representatief zijn voor de eurozone. Sinds 1 januari 2020 wordt de EONIA niet langer als referentie gebruikt in financiële contracten.
ESG (Environmental – Social – Governance)
Criteria die worden gebruikt om te evalueren in welke mate een onderneming in het kader van haar activiteiten rekening houdt met de milieu, sociale en governance-impact (ESG). Het feit dat er met deze criteria meer rekening wordt gehouden dan met klassieke financiële criteria onderscheidt het maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB) van traditionele vormen van beheer.
Essentiële Beleggersinformatie (EBI)
Zie KIID (Key Investor Information Document).
ESTER
De Euro short-term rate (€STR) is de referentierente van de geldmarkt in de eurozone. De €STR vervangt de EONIA als Euro risk-free rate voor alle producten en contracten.
ETF (Exchange Traded Funds)
ETF zijn beursgenoteerde fondsen en zijn vaak indexfondsen die de voordelen van een effect met een notering op een georganiseerde markt (eenvoud, transparantie, liquiditeit, continue notering) combineren met de voordelen van traditionele fondsen. Ze bieden toegang, in een enkele transactie en tegen verlaagde kosten, tot het rendement van een index, een aandelenkorf of een obligatiekorf. De ETF-markt was aanvankelijk gericht op grote Europese kapitalisaties, maar heeft zich beetje bij beetje verbreed tot andere activaklassen (aandelen, obligaties, onroerende goederen, …) en andere geografische gebieden (opkomende landen, Noord-Amerika, Azië, …).
EURIBOR
De EURIBOR (EURo InterBank Offered Rate) is een monetaire index die wordt gebruikt op alle financiële markten in de eurozone. Hij dient meestal als index voor kredieten met herzienbare rentes.
Euronext
Euronext is de beursonderneming die is ontstaan als gevolg van de fusie van de beurzen van Parijs, Amsterdam, Brussel en Lissabon. Ze verzekert de werking van de markten, hun veiligheid, transparantie en ontwikkeling. Onder het toezicht van de marktautoriteiten (in België gaat het om de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten) stelt Euronext de regels voor beursintroductie vast en de werkingsregels op de markten die zij organiseert. We kunnen de diensten die aan beleggers en ondernemingen worden geboden, verdelen in 3 grote categorieën:
- notering: toelating tot notering, publicatie en actualisering van de lijst van effecten en afgeleide producten die worden verhandeld en hun koersen,
- verhandeling: confrontatie van koop- en verkooporders,
- de verspreiding van informatie, met name de koersen en marktgegevens, bij de verspreiders en gespecialiseerde media.
Euro-obligatie
Een obligatielening uitgegeven in een andere munteenheid dan de munteenheid van het emissieland. Het kan bijvoorbeeld gaan om een obligatielening in dollar die in meerdere landen wordt uitgegeven door een onderneming die in België is gevestigd.
Europese autoriteit voor effecten en markten (AEMF of ESMA)
Autoriteit belast met de harmonisatie van de Europese technische normen. Sinds 1 januari 2011 vervangt de ESMA het Comité van Europese effectenregelgevers. Deze autoriteit is bevoegd om “verplichte standaarden” op te stellen alsook om in te grijpen met dwingende maatregelen. Haar rol bestaat erin:
- de coördinatie tussen de regelgevers van elke markt in de Europese Unie te verbeteren,
- tussen te komen bij de Europese Commissie voor onderwerpen in verband met roerende waarden,
- een meer coherente en snellere uitvoering van de communautaire wetgeving in elke lidstaat te verzekeren.
De lidstaten hebben een vertegenwoordiger die zetelt in de ESMA.
Europese Centrale Bank (ECB)
Sinds de invoering van de euro op 1 januari 1999 bewaakt de Europese Centrale Bank (ECB) de prijsstabiliteit in de eurozone. Haar hoofdopdracht bestaat er in de eerste plaats in de inflatie te beheersen, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor de duurzame groei van de economie, overeenkomstig het Verdrag van Maastricht. Rekening houdend met de opdracht waarmee ze werd belast, kan ze ingrijpen op het niveau van de rentevoeten, meer bepaald de “refi”-rente (rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties). Het gaat om de rente tegen dewelke commerciële banken liquiditeiten kunnen verkrijgen bij de centrale bank. Bijgevolg oefent de ECB onrechtstreeks invloed uit op de meeste rentevoeten die toepasselijk zijn in de hele economie van de eurozone, zoals de rentevoeten op leningen die commerciële banken toestaan en de rentevoeten op sommige deposito’s van de spaarders.
Eurozone
Euroland of eurozone verwijst naar de groep van landen die de euro hebben aangenomen als eenheidsmunt.
Extrafinancieel analist
Zijn/haar vak bestaat erin de risico’s te evalueren die ondernemingen en staten vertegenwoordigen, die niet rechtstreeks financieel zijn. Extrafinancieel analisten proberen risico’s op te sporen in verband met het gebrek aan inachtneming van internationale normen inzake mensenrechten, milieunormen en regels van bestuur. Bij een proces of ongeluk lijden ondernemingen reputatieschade en lopen ze boetes op wanneer ze worden veroordeeld wegens de niet-naleving van maatschappelijke of milieuregels. Dergelijke gebeurtenissen hebben ook een negatieve weerslag op de beurskoers van hun aandeel. De verantwoordelijkheid op maatschappelijk en milieuvlak bestaat erin zichzelf te beschermen tegen dergelijke risico’s. Extrafinancieel analisten werken voor beheervennootschappen, agentschappen voor extrafinanciële ratings of makelaars en publiceren hun studies.
Ex-dividend
De vermelding van de koers van een aandeel op de dag van uitkering van het dividend; het aandeel wordt verhandeld met uitsluiting van het betaalbaar dividend.
Federal Funds Rate
Rente van de belangrijkste geldmarkt in de Verenigde Staten. De FED stelt de hoogte van deze rente vast door de geldmarkt te verruimen of te verkrappen.
Federal Reserve (FED)
De Federal Reserve (FED) is de centrale bank van de Verenigde Staten. De FED controleert het monetair beleid van de Verenigde Staten met als doel de economische groei te ondersteunen en de inflatie te beheren. De FED is de instelling die de Amerikaanse dollar uitgeeft. De FED staat bekend om haar pragmatisme en op expansie gericht monetair beleid, in tegenstelling met de ECB die voorrang geeft aan prijsstabiliteit. De evolutie van haar spilrente is zeer gevoelig voor de evolutie van de economische conjunctuur in de Verenigde Staten en ze gaat regelmatig over tot geldcreatie om de Amerikaanse federale staat en het Amerikaanse financiële systeem te ondersteunen (= quantitative easing).
Financieel ratingagentschap
Een ratingagentschap beoordeelt of een emittent in staat is om zijn schuld af te lossen, door een rating (een opinie) te publiceren. Staten worden gratis beoordeeld door de ratingagentschappen. Ondernemingen of lokale overheidsdiensten die een rating wensen, dienen een aanvraag in en betalen een vergoeding. Ratingagentschappen kunnen ook de solvabiliteit van een verrichting beoordelen (obligatielening, gestructureerde financieringsoperatie, effectisering, …). De bekendste drie ratingagentschappen zijn Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch Ratings.
Financieel sparen
Het gaat om het deel van het spaargeld van particulieren dat niet wordt belegd in fysiek vastgoed. Het financieel sparen omvat alle beleggingen vanwege de beleggers in bankproducten (spaarrekening, rentedragende rekeningen, …), in spaargeld dat wordt belegd op de financiële markten (aandelen, obligaties, ICBE’s, …) en ook het spaargeld dat wordt geplaatst in leveringsverzekeringscontracten.
Financiële instelling
Gemeenschappelijke benaming voor vennootschappen wier hoofdactiviteit erin bestaat actief te zijn op de financiële markten. Het gaat om banken, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen, makelaars, enzovoort.
Financiële markten
Gezamenlijke benaming voor markten waar financiële producten worden verhandeld en waar de vraag naar en het aanbod aan geld samenkomen.
Floating Rate Notes (FRN)
Obligaties met zwevende rentevoeten of obligaties waarvan de coupon regelmatig opnieuw wordt berekend, bijvoorbeeld om de 3 maanden, op basis van de marktomstandigheden.
Fonds
De term (beleggings)fonds is een populaire naam voor een Instelling voor Collectieve Belegging (ICB). Het woord fonds wordt echter gebruikt voor verschillende situaties. De term kan betrekking hebben op een Luxemburgse of Belgische bevek of zijn compartiment, een gemeenschappelijk beleggingsfonds (GBF) evenals een compartiment van een gemeenschappelijk beleggingsfonds (GBF).
Fonds dédié
Specifiek fonds bestemd voor een enkele klant, meestal een grote onderneming.
Fondsbeheerder
Een fondsbeheerder is een persoon die rechtstreeks verantwoordelijk is voor het beheer van de portefeuille van het beleggingsfonds.
Fondsenaanbieder
Een fondsenaanbieder is een beheervennootschap die fondsen aanbiedt aan beleggers.
Fondsensupermarkt
Een fondsensupermarkt is een bank of een leverancier van fondsen die een groot assortiment van fondsen verkoopt die afkomstig zijn van verschillende leveranciers (beheerders), gewoonlijk via het internet.
FTSE 100
Door de toonaangevende Britse zakenkrant The Financial Times ontwikkelde index van de 100 meest actieve aandelen met een notering op de London Stock Exchange. Op basis van de uitspraak wordt de index FTSE ook “footsie” genoemd. In Londen berekent en handhaaft FTSE International de index FTSE 100.
Fundamentele analyse
Een methode waarbij men via de analyse van de bedrijfsgegevens, zoals de jaarresultaten, de mogelijke evolutie van de aandelenkoersen in de toekomst probeert te voorspellen.
Future
Engelse term voor een termijncontract waarbij de partijen de verbintenis aangaan een bepaalde hoeveelheid van een onderliggend actief te kopen of te verkopen voor een vaste prijs en op een vaste datum in de toekomst. In tegenstelling tot opties houden futures een verplichting in voor zowel de koper als de verkoper en wordt er geen premie betaald.
Gamma
De gamma geeft aan in welke mate de delta van een optie evolueert als gevolg van de koerswijziging van een onderliggend effect. Met een delta van 50 en een gamma van 5 zal de delta als gevolg van een koersbeweging van een euro stijgen tot 55 of dalen tot 45.
Geannualiseerd rendement
Conversie van het rendement van een belegging met een duur van meer dan 1 jaar in een jaarlijkse basis. Wanneer een ICB bijvoorbeeld een rendement van 120% had over een periode van 5 jaar, is het geannualiseerd rendement van het fonds gelijk aan 17,08% (een belegging tegen een actuarieel percentage van 17,08% per jaar levert over een periode van 5 jaar een rendement van 120% op).
Gecoördineerd
Collectieve portefeuille die toebehoort aan alle intekenaars, die wordt beheerd door een beheervennootschap of in zelfbeheer is, in functie van de oriënteringen inzake beheer van het fonds (aandelenfondsen, obligaties, gediversifieerd, …). De activa worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van de UCITS-richtlijn. De ICBE’s omvatten twee grote families: de beveks en de GBF. De eerste heeft de hoedanigheid van een vennootschap met alle wettelijke verplichtingen die daaruit voortvloeien (algemene vergadering, raad van bestuur, …); de tweede kan worden gelijkgesteld met een gewone mede-eigendom van effecten.
Gediversifieerd fonds
Gediversifieerde fondsen bestaan uit zowel aandelen, obligaties of andere rentedragende producten alsook, binnen bepaalde grenzen, afgeleide producten. Ze verschillen van de zogenaamde “zuivere fondsen” die uitsluitend worden belegd in aandelen, obligaties of geldmarktinstrumenten.
Geldmarktfonds
Fonds dat volledig wordt belegd in kortlopende schuldvorderingen, bijvoorbeeld in kortlopende schatkistbonnen, schatkistbiljetten of verhandelbare depositocertificaten. Een geldmarktfonds heeft afzonderlijke of gezamenlijke doelstellingen die erop zijn gericht een rendement op te leveren in lijn met de geldmarktrente of de beleggingswaarde te beschermen.
Geldmarktinstrumenten
Geldmarktinstrumenten zijn schuldinstrumenten die aan de volgende voorwaarden voldoen:
- ze hebben een resterende looptijd van ten hoogste 397 dagen of, indien zij een langere looptijd hebben, wordt hun opbrengst op regelmatige basis en ten minste om de 397 dagen aangepast aan de marktrente,
- ze kunnen binnen een kort tijdsbestek (bijvoorbeeld 7 werkdagen) en met beperkte kosten gekocht/verkocht en geleverd/betaald worden,
- hun waarde kan op elk moment nauwkeurig worden berekend.
Gemeenschappelijk beleggingsfonds (GBF)
Mede-eigendom van effecten waarvan de activa door een beheervennootschap worden beheerd voor rekening van de houders van deelbewijzen. Het gaat om een type van ICB dat deelbewijzen uitgeeft en geen rechtspersoonlijkheid heeft, in tegenstelling tot een bevek die een vennootschap is, over kapitaal beschikt en waarbij de personen die inschrijven op dat kapitaal aandeelhouders worden. De belegger die deelbewijzen van een gemeenschappelijk beleggingsfonds koopt, wordt lid van een mede-eigendom van effecten.
Gemiddeld rendement
De verschillende beleggingscategorieën zoals aandelen, obligaties en deposito’s behalen algemeen verschillende rendementen. Het gemiddeld rendement wordt verkregen door de rendementen te vermenigvuldigen met de belegde activa, het resultaat van de vermenigvuldigingen op te tellen en vervolgens te delen door de totale activa.
Gemiddelde afloopdatum
Gemiddelde nog resterende looptijd van alle onderliggende obligaties, gewogen volgens het in elke obligatie belegde bedrag. De berekening van de looptijd en van het rendement op de vervaldatum voor de achtergestelde obligaties is steeds gebaseerd op de eerste call-datum. Er bestaan echter enkele uitzonderingen op de regel. Als uit de waardering van de obligatie blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat de call niet zal worden uitgeoefend, gebruiken we voor deze obligatie veeleer de eindvervaldatum dan de eerste call-datum.
Geografische spreiding
Verdeling van de activa in de portefeuille van een ICB over grote geografische gebieden. Er wordt een onderscheid per continent of land gemaakt voor een beleggingsuniversum “wereld” en per land voor een beleggingsuniversum dat zich tot een enkel continent beperkt. Het onderliggende principe van deze vorm van diversificatie is het volgende: gemiddeld houdt een geografisch gediversifieerde portefeuille potentieel een minder hoog risico in en genereert hij potentieel regelmatiger rendementen dan een belegging in de activa van een enkel continent of een enkel land. Op het vlak van geografische spreiding vormen de gevolgen op het vlak van wisselkoers een van de hefbomen van de eventuele prestatie. De geografische spreiding beantwoordt aan de keuzes inzake geografische prioritering van de beheerder van de ICB voor een of andere geografische zone (bv. oververtegenwoordiging van de opkomende landen in een fonds “wereld”, ondervertegenwoordiging van de landen van Zuid-Europa in een Europees fonds in verhouding tot hun gewicht in de referentie-indexen). Zie de definitie van “diversificatie”.
Gereglementeerde markt
Een gereglementeerde markt is een markt die beantwoordt aan een aantal reglementaire bepalingen die een toezichthouder opvolgt. Een gereglementeerde markt houdt in dat de beursorders naar een financieel centrum worden gestuurd dat alle orders centraliseert en voor elk financieel instrument een orderdagboek samenstelt. Dit financieel centrum wordt ook verrekenkamer of clearing house genoemd. Daaruit volgt dat de belegger de tegenpartij wellicht niet zal kennen.
Globaal rendement
De “total return” of het globale rendement is het totale inkomen van een belegging uitgedrukt in percentage over een bepaalde periode en bestaat uit de som van de koerswinst en de uitgekeerde dividenden.
Govies
Term die verwijst naar overheidsleningen of ook naar overheidsschulden. Het gaat dus om risicoloze beleggingen of ten minste om beleggingen met zeer beperkte risico’s die populair zijn in crisissituaties waarin het marktrisico te groot is in verhouding met het verwachte rendement.
Hedge funds
Beleggingsfondsen die gewoonlijk meer risico’s inhouden, weinig gereguleerd zijn en hoge rendementen nastreven. Hedge funds kunnen zich positioneren op alle klassen van financiële instrumenten, zowel bij aankoop als verkoop, op eender welke markt en met zeer sterke hefboomeffecten. Het gaat vaak om gesloten fondsen die een grote initiële belegging vereisen, werken met geleend geld en gebruik maken van afgeleide producten. De term wordt vandaag gebruikt als gemeenschappelijke benaming voor zeer speculatieve beleggingsfondsen.
Hedging (indekking)
Transactie met als doel de blootstelling aan een activaklasse of een risico te verminderen, de portefeuille te beschermen tegen schommelingen. In de praktijk heeft de indekking tot doel een risico van schommeling van een element van het actief (belegging) of het passief (lening) volledig of gedeeltelijk in te dekken of te compenseren. De dekking beantwoordt dus aan de risico’s die voortvloeien uit een koersbeweging van de effecten, munteenheden, rentevoeten of grondstoffenprijzen. Deze dekking wordt regelmatig verkregen door gebruik te maken van afgeleide termijninstrumenten.
Hefboomeffect
Versterking van een strategie die gebruikmaakt van afgeleide financiële instrumenten of schulden. Dit effect wordt grotendeels uitgeoefend op de termijnmarkten. Het hefboomeffect van een fonds meet de capaciteit van het fonds om de marktbewegingen, zowel opwaarts als neerwaarts, te versterken.
Herbeleggen
De inkomsten van dividenden en interesten afkomstig van een beleggingsportefeuille bijvoorbeeld beleggen in het effect waar deze inkomsten van afkomstig zijn of in andere zaken. Herbeleggen kan ook betekenen dat de activa als gevolg van de verkoop van een eerdere belegging opnieuw worden belegd.
High Yield (hoogrentende obligatie)
Uitgiftes van obligaties die een hoog rendement aanbieden in ruil voor een hoog risiconiveau. De betrokken emittenten zijn vaak vennootschappen die in moeilijkheden verkeren of een hoog schuldniveau hebben gekoppeld aan een laag bedrag van het eigen vermogen. Dit verleent een bijzonder speculatief karakter aan high yield-obligaties. De rente van deze obligaties kan 7% tot 8% en zelfs nog meer bedragen. Vroeger werden ze “junk bonds” genoemd. Een obligatie krijgt de kwalificatie “high yield” wanneer de emittent bij Standard & Poor’s een rating heeft die lager is dan BBB-. Wanneer de rating van de emittent opnieuw hoger is dan BBB-, verkrijgen zijn uitgiftes de kwalificatie “investment grade”.
ICB (instelling voor collectieve belegging)
Een ICB is een beleggingsproduct dat toelaat een deel te bezitten van een collectieve portefeuille die wordt belegd in roerende waarden of onroerende waarden in het geval van een vastgoedbevek; het beheer ervan wordt verzekerd door een professionele beheerder. Een ICB omvat beleggingsvennootschappen of gemeenschappelijke beleggingsfondsen (GBF). Het gaat om collectieve financiële producten die de kapitalen die onder andere banken of beheervennootschappen verzamelen bij het publiek beleggen op, bijvoorbeeld, de geldmarkten, obligatiemarkten, aandelenmarkten of vastgoedmarkten.
ICBE (instelling voor collectieve belegging in effecten)
Collectieve portefeuille die toebehoort aan alle intekenaars, die wordt beheerd door een beheervennootschap of in zelfbeheer is, in functie van de oriënteringen inzake beheer van het fonds (aandelenfondsen, obligaties, gediversifieerd, …). De activa worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van de UCITS-richtlijn. De ICBE’s omvatten twee grote families: de beveks en de GBF. De eerste heeft de hoedanigheid van een vennootschap met alle wettelijke verplichtingen die daaruit voortvloeien (algemene vergadering, raad van bestuur, …); de tweede kan worden gelijkgesteld met een gewone mede-eigendom van effecten.
Index
Een index is een geheel van effecten, op zodanige wijze samengesteld dat ze een bepaald deel van de markt vertegenwoordigen. Vaak genoemde indexen zijn de Dow Jones Industrial Average, de S&P 500 en de AEX-index. Heel wat fondsen kiezen een referentie-index (benchmark) om hun rendement te beoordelen.
Indexfonds
Het betreft een fonds waarvan de beheerdoelstelling erin bestaat de evolutie van een index van financiële instrumenten te repliceren.
Inflatie
Situatie waarin het algemene prijsniveau van een land stijgt en aanleiding kan geven tot een daling van de koopkracht en van de munt.
Informatieratio
De informatieratio is een gecorrigeerd rendement van het risico en meet de verhouding tussen de tracking error van de portefeuille en zijn relatief rendement in verhouding tot de referentie-index (“actief rendement” genoemd).
Initial Public Offering (IPO)
IPO is de Engelse term voor de eerste uitgifte van aandelen of obligaties op een effectenbeurs.
Inschrijving
Verbintenis om te betalen, te verwerven (bv. effecten).
Instapkosten
Het gaat om de kosten die een belegger dient te betalen om in te schrijven op ICB-deelbewijzen. De instapvergoeding komt boven op de boekhoudkundige inventariswaarde om de inschrijvingsprijs vast te stellen. Deze vergoeding wordt meestal berekend in evenredige verhouding tot het belegde bedrag.
Instapvergoeding
Bij de inschrijving op deelbewijzen van een ICB moet de belegger meestal een instapvergoeding betalen die gelijk is aan een toetredingsvergoeding en die tot doel heeft de commercialiseringskosten te dekken. Van deze instapvergoeding wordt kennis gegeven in de wettelijke documentatie van de ICB.
Institutionele belegger
Gemeenschappelijke benaming voor grote niet-particuliere beleggers zoals beleggingsvennootschappen en pensioenfondsen.
Interbankenmarkt
Deze markt maakt deel uit van de kortetermijnkapitaalmarkt. De interbankenmarkt is voorbehouden voor banken die onderling financiële activa kunnen uitwisselen en op korte termijn kunnen lenen/uitlenen. Ze kunnen ook een beroep doen op de centrale bank die tussenkomt om liquiditeiten aan te brengen of terug te nemen (beheer van de geldmassa om de inflatie te controleren).
Investment Grade
Een heel belangrijke factor bij de beoordeling van een obligatie is de kwaliteit van de debiteur: het is belangrijk te weten of hij zijn verplichtingen inzake uitbetaling van de rente en terugbetaling van het kapitaal zal kunnen nakomen. De meeste emittenten van obligaties doen een beroep op zogenaamde “ratingbureaus”. Via een evaluatie van de financiële toestand van het bedrijf op dat ogenblik kennen deze ratingbureaus een rating (d.i. een waarderingscode) toe die de kredietwaardigheid of het risico van/op onvolledige terugbetaling van het uitgeleende bedrag weerspiegelt. Een dergelijke rating wil geen aanbeveling zijn om een obligatie aan te kopen, te bewaren of te verkopen. De ratings bestaan uit een of meerdere letters aangevuld door symbolen of cijfers. Ratings met een investment grade worden doorgaans beschouwd als minder risicovolle beleggingen. Ratings beneden investment grade wijzen op een hoger risico.
ISIN / ISIN-code
International Security IdentificatioN code. Aan een effect toegewezen internationale administratiecode. De ISIN-code bestaat uit een landencode en een uniek nummer.
Jaarverslag
Een jaarverslag is een document dat een beleggingsfonds jaarlijks dient op te stellen. Het verslag toont hoe het fonds zijn activa heeft belegd en geeft een overzicht van zijn financiële situatie aan de hand van de balans en de resultatenrekening. Het verslag van de voorzitter van de raad van bestuur overloopt het afgelopen jaar en anticipeert op de zaken die in de toekomst een rol zullen spelen.
Junk bond
Junk bonds zijn High Yield-obligaties die worden uitgegeven door vennootschappen die vaak in moeilijk vaarwater zitten of met een hoog schuldniveau ten opzichte van hun eigen vermogen. Ter compensatie van dit risico bieden ze een hoge coupon aan. Cf. “high yield”.
Kapitaalbescherming
Een instelling voor collectieve belegging mag de term “kapitaalbescherming” enkel gebruiken als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- Voor de inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging gedurende de initiële inschrijvingsperiode geldt een volledige bescherming op vervaldag.
- Om de bescherming te verlenen is een beleggingsstrategie vastgelegd waarbij belegd wordt in deposito’s, schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door een onderneming die onder prudentieel toezicht staat en gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en/of schuldinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, of waarbij een analoge structuur geldt met een identiek tegenpartijrisico. Een fonds met kapitaalbescherming kan tot 20% van zijn activa beleggen in schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door dezelfde lidstaat van de EER. Er kan een uitzondering worden toegestaan indien kan worden aangetoond dat de beleggingsstrategie een gelijkwaardige bescherming biedt als die welke wordt geboden door een ICB die de regel van 20% in acht neemt.
- De bescherming geldt voor alle deelnemers.
Kapitaalbescherming is niet hetzelfde als kapitaalgarantie.
Kapitaalgarantie
Een instelling voor collectieve belegging mag de term “kapitaalgarantie” enkel gebruiken als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- De initiële inschrijvingswaarde wordt integraal, onherroepelijk en onvoorwaardelijk gewaarborgd op de vervaldag door een derde die onder prudentieel toezicht staat en gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
- De garantie geldt voor alle beleggers in de ICB.
- De garantie krijgt de vorm van een juridisch bindende overeenkomst tussen de ICB en de garanderende instelling.
Kapitaalgarantie is niet hetzelfde als kapitaalbescherming.
Kapitaalmarkt
De markt waar eigendomstitels met een looptijd van meer dan één jaar worden gecommercialiseerd. Er is een verschil tussen de publieke kapitaalmarkt die voor iedereen toegankelijk is, zoals een effectenbeurs of optiebeurs, en de over-the-counter kapitaalmarkt voor professionele beleggers.
Kapitaalstructuur
De grootte van het globale kapitaal van een onderneming op een gegeven ogenblik en de wijze waarop het is samengesteld. Geeft een idee van de mate waarin een onderneming bijvoorbeeld gebruik heeft gemaakt van het aandelenkapitaal, de obligatieleningen en de bankleningen.
Kapitalisatie
Keuze van een ICB om de inkomsten afkomstig van de effecten in de portefeuille niet uit te keren aan de houders. De wettelijke en commerciële documenten van de meeste ICB’s geven aan of het fonds de inkomsten uitkeert of kapitaliseert. Wanneer de inkomsten worden gekapitaliseerd, dragen ze bij tot de verhoging van de inventariswaarde van de aandelen van de beveks en de deelbewijzen van de GBF’s.
Kapitalisatieaandeel
Een ICB die de inkomsten van de portefeuille kapitaliseert die zullen worden herbelegd in functie van het beheerbeleid van het fonds.
KIID (Key Investor Information Document)
KIID is de Engelse afkorting voor wat we in het Nederlands de Essentiële Beleggersinformatie (EBI) noemen. De EBI vervangt het vereenvoudigd prospectus. Richtlijn 2009/65 van 13 juli 2009 legde aan alle gecoördineerde ICB’s die bestonden op 1 juli 2011 of vanaf die datum werden opgericht de verplichting op om het vereenvoudigd prospectus te vervangen door de EBI vóór 1 juli 2012. Niet-gecoördineerde ICB’s moeten, wanneer ze openstaan voor alle intekenaars, eveneens een EBI opstellen. Document dat op heldere en beknopte wijze de essentiële informatie over de ICB bevat. Het moet voorafgaand aan elke inschrijving aan de belegger worden overhandigd.
Klikeffect (cliquet)
Berekeningsmechanisme gedefinieerd in het prospectus en de Essentiële Beleggersinformatie (EBI) van een ICB dat het voor de bezitter van een bevek of van een GBF mogelijk maakt de tijdens een bepaalde periode verworven winsten definitief te verwerven, ongeacht de verdere evolutie van de markten en dus van de activa van de ICB.
Koers-winstverhouding
Cijfer dat de verhouding weergeeft tussen de koers van een aandeel en de nettowinst per aandeel. Wanneer de koers van een aandeel € 100 bedraagt en de winst per aandeel € 5, dan is de koers-winstverhouding gelijk aan 20.
Kortetermijnrente
De interest die wordt berekend op leningen met een looptijd van minder dan één jaar.
Kwantitatief beheer
Wijze van beheer waarvan het principe erin bestaat ernaar te streven het besluitvormingsproces inzake beleggen volledig of gedeeltelijk te automatiseren. Het steunt op wiskundige modellen. De beheerder maakt gebruik van computerprogramma’s die hij zelf heeft helpen ontwikkelen, om toevalseffecten zoveel mogelijk te verminderen en de emotionele factor van zijn beslissingen inzake beleggen uit te schakelen.
Langetermijnrente
De interest die wordt berekend op leningen met een looptijd van langer dan een jaar.
Large Caps
Aandelen met grote marktkapitalisaties.
Lening / achtergestelde obligatie
Achtergestelde obligaties zijn obligaties die pas na de andere schuldeisers worden terugbetaald (maar vóór de aandeelhouders) in geval van faillissement of vereffening van de betrokken vennootschap. De kans is groot dat de bezitters van dit soort papier in geval van faillissement niet worden terugbetaald of minder worden terugbetaald dan de bezitters van senior obligaties. Dit type schuldpapier vertegenwoordigt dus een groter risico en vereist een hoger tarief.
Limietorder
Order waarbij de belegger, de koper, de maximumprijs bepaalt die hij bereid is te betalen of waarbij de belegger, de verkoper, de minimumprijs bepaalt waarvoor hij bereid is zijn effecten te verkopen. Dit type order is interessant omdat het toelaat de uitvoeringsprijs te controleren; de belegger kan er echter niet zeker van zijn dat zijn order integraal zal worden uitgevoerd; de mogelijkheid bestaat immers dat dit soort order slechts ten dele of zelfs helemaal niet wordt uitgevoerd. Met dit soort order heeft de belegger evenmin controle over het tijdstip of zelfs de datum waarop het order zal worden uitgevoerd, rekening gehouden met de marktomstandigheden.
Liquiditeit
Capaciteit en snelheid waarmee het mogelijk is een actief op een markt te kopen of te verkopen zonder grote impact op de prijzen van het instrument. Het begrip “liquiditeit” is van toepassing op alle bankactiva, financiële activa, … Voor tal van economische spelers meet de liquiditeit de capaciteit om de verschillende financiële vervaldagen op korte termijn na te komen in het kader van de courante activiteit. Een tekort aan liquiditeiten kan leiden tot situaties van staking van betaling.
Liquiditeiten & gelijkgestelden
Liquiditeiten en instrumenten die met liquiditeiten worden gelijkgesteld omvatten inzonderheid termijndeposito’s, termijncontracten op valuta, depositocertificaten en wederinkoopcontracten.
London Interbank Offered Rate (LIBOR)
Verwijst naar de rente op de interbancaire markt in Londen. De LIBOR is het rentetarief waartegen banken fondsen lenen, op een verhandelbaar niveau, bij andere banken op de interbancaire markt in Londen.
London Stock Exchange (LSE)
De LSE is een van de grootste beurzen wereldwijd. De bekendste index op de LSE is de FTSE 100.
Lopende kosten
De lopende kosten zijn de kosten die over een periode van één jaar door het fonds betaald worden. Dit zijn alle jaarlijkse kosten en andere betalingen uit de activa van het fonds. De lopende kosten worden uitgedrukt als een percentage, nl. de procentuele verhouding van de kosten tot het gemiddeld belegd vermogen van het fonds. Voor fondsen die nog geen volledig boekjaar lopen of waarvan de kosten ingrijpend worden gewijzigd, is dit percentage slechts een schatting van de kosten.
Maatschappelijk kapitaal
Totaal van de inbreng in contanten of in natura vanwege de vennoten, ofwel bij de oprichting van de onderneming ofwel tijdens de levensduur van de vennootschap ter gelegenheid van kapitaalverhogingen. Op de balans komt het maatschappelijk kapitaal van een onderneming overeen met de vermenigvuldiging van het aantal aandelen met de nominale waarde van de aandelen.
Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB)
Toepassing van de principes van duurzame ontwikkeling op de belegging. Benadering die erop neerkomt stelselmatig rekening te houden met drie dimensies, i.e. het milieu, maatschappelijke aspecten en governance (ESG), bij de keuze van de effecten aangehouden in een portefeuille. De modaliteiten van toepassing kunnen meerdere vormen aannemen die gebaseerd zijn op positieve selectie (actoren met goede praktijken), uitsluiting (van controversiële sectoren) of beide tegelijk, waarbij steeds de dialoog met de ondernemingen wordt aangegaan.
Makelaar
Een beursmakelaar of makelaar is een persoon of firma die onderhandelt tussen de kopers en de verkopers van effecten. Bij een transactie ontvangt de makelaar een vergoeding die “commissie” wordt genoemd.
Margestorting
Op de derivatenmarkten lanceert de verrekenkamer, in geval van latente verliezen bij een partij, een margestorting bij deze partij opdat deze laatste zijn dekking zeer snel opnieuw zou aanleggen. Zo de partij niet doet wat nodig is, ontbindt de verrekenkamer de positie. Op het einde van elke beursdag worden de posities van de traders op fictieve wijze vereffend tegen de verrekenkoers. Deze liquidatie laat een debet- of creditmarge zien. Deze marge veroorzaakt een financiële stroom of debet- of credit-margestorting voor de trader.
Marketmaker (hoekman)
Onafhankelijke trader of financiële instelling die, met zijn aanwezigheid, de liquiditeit op een welbepaalde markt garandeert. Gewoonlijk kan een marketmaker aanzienlijke bedragen verwerken, zowel in aankoop als in verkoop. Hij laat de bied- en laatkoersen zien waartegen hij zich verbindt transacties te realiseren.
Master-feeder
Een master-feeder is een structuur waarbij een “feeder” ten minste 85% van zijn vermogen belegt in een ander fonds, “master” genoemd.
De master en de feeder moeten ICBE’s of compartimenten van ICBE’s zijn.
Maximale daling
Het maximaal verlies (maximum drawdown) is een risico-indicator. Het stemt overeen met het rendement van de slechtst mogelijke beleggingsperiode. Met andere woorden, het gaat om het maximaal verlies dat een belegger had kunnen lijden indien hij het fonds had gekocht tegen de hoogste waarde van de observatieperiode en het had verkocht tegen de laagste waarde van de observatieperiode. Deze indicator is gebaseerd op waarnemingen uit het verleden en vormt in geen geval een aanwijzing voor de toekomst. Het maximaal verlies wordt berekend op basis van de maandelijkse rendementen.
Meerwaarde
Positief verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs van een goed. Voor particulieren wordt de meerwaarde of minwaarde op effecten berekend aan de hand van het verschil tussen de overdrachtsprijs (na aftrek van de overdrachtskosten) en de aanschafprijs verhoogd met de aanschafkosten.
Mid cap
Een onderneming met een marktkapitalisatie (= aantal aandelen * prijs per aandeel) tussen USD 1 miljard en USD 10 miljard.
MiFID-richtlijn
MiFID is een Engelse afkorting van “Markets in Financial Instruments Directive”. In het Nederlands vertalen we dit als “richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten”. MiFID is een Europese richtlijn betreffende beleggingen die een geharmoniseerd regelgevingskader voorstelt voor beleggingsdiensten en -activiteiten en die de volgende doelstellingen heeft: “de bescherming van de beleggers en de integriteit van de financiële markten”, “de bevordering van loyale, transparante, doeltreffende en geïntegreerde financiële markten” en “de harmonieuze en geordende werking van de financiële markten”. Kortom, het gaat om betere regels voor de bescherming van de beleggers en voor meer concurrentie en grotere transparantie op de financiële markten.
Minderwaarde
Kapitaalverlies als gevolg van de overdracht van effecten. Ze is gelijk aan het verschil tussen de aankoopprijs, verhoogd met de aankoopkosten, en de verkoopprijs verminderd met de betaalde kosten en taksen.
Modified duration
Modified duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid. Het getal geeft aan hoeveel de waarde van het obligatiegedeelte van een fonds zal dalen (stijgen) bij een stijging (daling) van de rente met 1%.
Multibeheer
Type beheer dat aan beleggers de mogelijkheid biedt om in te schrijven op ICB’s die afkomstig zijn van een breed universum van beheervennootschappen. De gemaakte keuze is die van expertises van beheer en/of performante ICB’s in verschillende beheerstijlen (actief/passief beheer, grote of kleine kapitalisaties, binnenlandse of buitenlandse aandelen, …). Dit aanbod kan van geval tot geval worden gedaan in functie van de wensen van de beleggers dan wel op gestandaardiseerde wijze. Het aanbod van multibeheer is een middel om toegang te krijgen tot beheerders en producten waartoe het publiek slechts moeizaam toegang krijgt. Het is een manier om de activa en risico’s te diversifiëren.
NASDAQ
Tweede markt voor noteringen van effecten in de Verenigde Staten (na de NYSE) en een van de grootste aandelenmarkten ter wereld. De NASDAQ, een acroniem van National Association of Securities Dealers Automated Quotations system, werd in 1971 in het leven geroepen door de National Association of Securities Dealers (NASD) in de Verenigde Staten. De meeste vennootschappen die op de NASDAQ zijn genoteerd, behoren tot de technologische waarden. NASDAQ is ook de naam van meerdere beursindexen die representatief zijn voor de evolutie van deze markt. De NASDAQ Composite, die wordt berekend op basis van vele duizenden effecten, is de meest verspreide in Europa. De voornaamste NASDAQ-indexen zijn de NASDAQ Composite (meer dan 5.000 waarden) en de NASDAQ 100 (de 100 waarden met de grootste beurskapitalisaties).
New York Stock Exchange (NYSE)
De New York Stock Exchange (NYSE), gevestigd in Wall Street in New York, is de oudste aandelenbeurs in Amerika. De S&P 500 en de Dow Jones Industrial Average zijn de belangrijkste indexen die de evolutie van de koers van de NYSE aangeven.
Net Asset Value (NAV)
NAV is de afkorting van de Engelse term Net Asset Value of netto-inventariswaarde (NIW). Zie netto-inventariswaarde (NIW).
Nettoactief
Waardering van alle activa van een ICB (gemeenschappelijk beleggingsfonds (GBF) of bevek), na aftrek van het totaal van zijn schulden.
Netto-inventariswaarde (NIW)
De prijs van een deelbewijs (in het kader van een GBF) of van een aandeel (in het kader van een bevek); wordt verkregen door het nettoactief van de ICB te delen door het aantal deelbewijzen ( voor GBF) of aandelen (voor beveks). De waarde van het actief van de ICB schommelt onafgebroken in functie van de koersschommelingen van de effecten waarin er wordt belegd. Voor ICB’s die beleggen in beursgenoteerde obligaties of aandelen, neemt men als basis van de waardering de beurskoers die in de meeste gevallen beschikbaar is. De NIW van de ICB wordt berekend voor de inschrijvings- of wederinkoopprijs van elk aandeel of elk deelbewijs van een ICB. Meestal wordt de NIW van een ICB dagelijks berekend.
Niet-aflosbare obligatie
Obligatie zonder vervaldatum. Gewoonlijk gaan ze gepaard met een “call”-optie. Dit betekent dat de emittent zich het recht voorbehoudt, op een gegeven ogenblik (vastgesteld op het ogenblik van uitgifte), een einde te maken aan de lening en de obligatiehouders terug te betalen voor een prijs die eveneens van tevoren wordt vastgesteld.
Nikkei-index
De index Nikkei Stock Average bestaat uit de 225 meest actieve aandelen op de effectenbeurs van Tokio. De Nikkei-index wordt beschouwd als de belangrijkste beursbarometer van Azië.
Nominale rentevoet
De nominale of faciale rentevoet is de rentevoet die wordt toegepast op het nominale bedrag van de obligatie om het bedrag van de coupons te berekenen. Deze rentevoet wordt toegepast op de nominale waarde van de lening en bepaalt de interest die moet betaald worden aan de obligatiehouder in de vorm van een coupon. Een belegger met een obligatie tegen 5% en een nominaal bedrag van € 600, ontvangt € 30 interest per jaar.
Notation (rating)
De financiële rating (of rating) meet de financiële solvabiliteit van een kredietnemer (onderneming of een staat) of van een uitgifte. Ze wordt geconcretiseerd door scores die het risico van in gebreke blijven van een emittent meten. Het niveau van de behaalde score is bepalend voor het niveau van de rentevoet waartegen een emittent geld kan ontlenen: een goede rating laat toe uit te geven tegen een lage rentevoet, terwijl een slechte rating een hoge rentevoet inhoudt als gevolg van het grote risico dat de betrokken emittent vertegenwoordigt. De financiële rating op lange termijn die Standard & Poor’s toekent, gaat van de laagste rating D, die overeenstemt met een situatie van staking van betaling (of faillissement), tot AAA die overeenstemt met de best mogelijke solvabiliteit. Categorieën lager dan BBB- (uitgesloten) worden door de markt beschouwd als speculatief (High Yield) en getuigen van een groot risico van insolvabiliteit van de emittent, terwijl emittenten met een rating van AAA tot BBB- worden gekwalificeerd als “Investment Grade” en beantwoorden aan een laag risiconiveau. Institutionele beleggers kunnen enkel inschrijven op schuldbewijzen van “Investment Grade”-emittenten, omdat emittenten met de kwalificatie “High Yield” als te risicovol worden beschouwd.
Nulcouponobligatie
Obligatie die tijdens haar levensduur geen enkele coupon uitbetaalt. De vergoeding voor de intekenaar krijgt de vorm van ofwel een uitgifteprijs die lager is dan de terugbetalingsprijs ofwel een terugbetalingspremie op de vervaldatum. De afwijking tussen de initiële waarde en de waarde op de einddatum komt overeen met de gekapitaliseerde interesten.
Obligatie
Een effect met de vorm van een schuldbekentenis. Door een obligatie uit te geven, kan de uitgevende instelling buitenlandse tegoeden aantrekken om bijvoorbeeld investeringen te doen. Een obligatie geeft recht op een (gewoonlijk) vaste rentevoet en op een terugbetaling van de hoofdsom op het einde van de looptijd. Obligaties worden uitgegeven door ondernemingen, openbare instellingen, nationale overheden en plaatselijke besturen. Er bestaan verschillende soorten obligaties die alle hun eigen kenmerken hebben: nulcoupon, winstdelende obligaties, achtergestelde obligaties, converteerbare obligaties, premieobligaties, …
Obligatiefonds
Fonds (bevek of GBF) waarbij de beheerder dagelijks schuldtitels van staten of ondernemingen koopt en verkoopt volgens de aard van het gekozen obligatiefonds.
Obligatiemarkt
Markt voor uitlenen/lenen van kapitalen op middellange en lange termijn waarvan het instrument bestaat uit obligaties. De obligatie-uitgiftes van staten, banken en enkele grote ondernemingen van de openbare sector en de privésector zorgen voor een belangrijke aanvoer in de obligatiemarkt.
Ontwikkelde markten/landen
Ontwikkelde markten of landen hebben een hoge graad van industrialisatie, een hoge mate van werkgelegenheid, een geavanceerde infrastructuur en een hoge levensstandaard. De meeste ontwikkelde landen zijn democratieën.
Open architectuur
Mogelijkheid die sommige distributeurs aan hun klanten bieden om in te schrijven op fondsen die worden beheerd door meerdere externe beheervennootschappen ten opzichte van de groep waartoe zij behoren. Het gaat om een nieuw model van distributie van beleggingsfondsen. Tot in de jaren 2000 werd de distributie van beleggingsfondsen in Europa gecontroleerd door de grote lokale banken die eigenaar waren van hun eigen beheervennootschap. De banken boden aan hun klanten alleen maar “huis-ICB’s” aan die door hun dochteronderneming werden beheerd. De modellen van open architectuur zijn in het begin van de jaren 1990 opgedoken in de Verenigde Staten. Vanaf 2000-2010 was er in Europa een versnelde evolutie richting open architectuur. Vandaag zijn we, in het spoor van de brede uitrol van het internet, getuige van een fenomeen van veralgemening van de commercialisatieplatformen, die als een soort “supermarkten” van fondsen duizenden ICB’s aan hun klanten aanbieden.
Opkomende markt
Opkomende markten/landen (synoniem voor opkomende economieën, opkomende markten/landen, opkomende markten, opkomende markten en zogenaamde “opkomende markten”) zijn landen of markten met een lager ontwikkelingsniveau dan het ontwikkelingsniveau van de westerse wereld, maar die een snelle economische groei (kunnen) kennen.
Optie
Een optie is een afgeleid financieel product waarmee twee partijen een contract sluiten betreffende de aankoop of verkoop van activa voor een van tevoren afgesproken prijs en “binnen een op voorhand overeengekomen termijn” (Amerikaanse opties) of “op de einddatum van de overeengekomen termijn” (Europese opties). Voor een “calloptie” heeft de koper van de optie het recht te vragen dat de activa worden verhandeld voor de overeengekomen prijs. De verkoper van de optie heeft de plicht om de activa te verhandelen voor de overeengekomen prijs wanneer de koper dat vraagt. De waarde van een optie wordt afgetrokken van de waarde van het onderliggend actief, verhoogd met een premie die verbonden is met de resterende looptijd (hoe langer de looptijd, hoe groter de onzekerheid, hoe hoger de premie).
Ordergestuurde markt
Op een ordergestuurde markt sturen de verschillende marktspelers de aankoop-/verkooporders door. Op basis van deze informatie berekent een ordergestuurde markt vervolgens de beurskoers van het effect, zodat het hoogste volume aan financiële instrumenten kan worden uitgewisseld. Alle marktspelers zien de verschillende limietorders en de aangeboden of gevraagde hoeveelheden. Wie als eerste reageert, wordt als eerste bediend.
Outperformance
Een ICB levert een outperformance wanneer haar financieel rendement tijdens een bepaalde periode hoger is dan dat van haar referentie-index.
Outperformancevergoeding (of prestatievergoeding)
Voorwaardelijke kosten die worden toegepast wanneer een fonds een beter rendement behaalt dan een welbepaalde index of een startdrempel. Deze kosten komen boven op de jaarlijkse beheerkosten. Om de zaken nog wat duidelijker te maken, nemen we als voorbeeld een fonds met als referentie-index de CAC40 met herbelegging van dividenden. In het “jaar nnnn” is deze index gestegen met 22%. Tijdens datzelfde jaar behaalde ons fonds een rendement van 26%. Het presteerde dus 4% beter dan zijn index. Het reglement van het fonds heeft in deze mogelijkheid voorzien en bepaalt dat 25% van de outperformance naar de beheervennootschap gaat (terwijl 75% van de outperformance verworven blijft voor het fonds en dus voor de spaarders). Voor de 4% outperformance komt dit neer op een commissie van 1% die de kwaliteit van het beheer vergoedt.
Outperformer
Aandeel dat een beter rendement behaalt dan de andere aandelen van de index van de betrokken aandelenmarkt. Deze term wordt soms gebruikt om te verwijzen naar een belegger of een beleggingsvennootschap die een hoger rendement haalt dan een andere.
Over-the-counter (OTC)
Transactie waarbij twee contractanten, zonder tussenpersoon, tot een akkoord komen om een transactie te verrichten. Een over-the-counter-markt is een markt zonder strikt regelgevingskader waar transacties worden verricht van zodra er een uitwisselingsakkoord bestaat tussen twee tegenpartijen, een koper en een verkoper. Een over-the-counter-markt is het tegengestelde van een gereglementeerde markt.
Over-the-counter-markt
Een over-the-counter-markt is een markt waar beide partijen aanwezig zijn om de transactie uit te voeren en af te sluiten, in tegenstelling tot georganiseerde of gereglementeerde markt waar de aankoop- of verkoopverrichtingen tegenover een clearing house staan.
Pari
Een koers wordt genoteerd “tegen pari” wanneer hij gelijk is aan de nominale waarde. In geval van notering “boven pari” is de koers hoger dan de nominale waarde. In geval van notering “onder pari” is de koers lager dan de nominale waarde.
Passief beheer
Wijze van beheer die erin bestaat de evoluties van een referentie-index zo getrouw mogelijk te kopiëren. Daartoe kan de beheerder zijn portefeuille samenstellen met alle effecten van de doelindex of gebruik maken van producten van het type “afgeleide contracten” waarmee hij hetzelfde rendement als de index kan behalen.
Penny stocks
Een “penny stock” is gewoonlijk een volatiel aandeel van een risico-onderneming met een lage beurskapitalisatie. De koers van een “penny stock” bedraagt gewoonlijk niet meer dan enkele tientallen centen.
Performance
De performance of het rendement van een fonds geeft de verandering (stijging of daling) in waarde van een belegging tijdens een bepaalde periode aan. Beleggers vergelijken de rendementen van fondsen om de prestaties van vergelijkbare fondsen met elkaar te kunnen vergelijken.
Performance fee
De “performance fee” (vergoeding gelinkt aan de resultaten) is een vergoeding die aan de fondsbeheerder wordt betaald wanneer hij in een bepaalde periode een bepaald rendement heeft behaald. Deze met de resultaten verbonden vergoeding wordt vaak betaald wanneer het fonds beter heeft gepresteerd dan zijn referentie-index.
Periodieke belegging
Een periodieke belegging veronderstelt dat een belegger elke maand geld stort in een beleggingsfonds.
Portefeuille
Een beursportefeuille is de vertegenwoordiging van alle effecten waarin een economische speler heeft belegd op de financiële markt. Een beursportefeuille omvat effecten, zoals aandelen en obligaties, maar ook ICB’s (beveks en GBF), meer geavanceerde producten zoals afgeleide producten enzovoort. Bij de samenstelling en het beheer van een beursportefeuille moet er rekening worden gehouden met factoren zoals de groeidoelstellingen van een economie, een sector en de bedrijven, maar ook met de tolerantiedrempels van de belegger ten aanzien van het risico.
Portefeuillerotatie
De omzet in een beleggingsportefeuille toont de activiteitsgraad van een fondsbeheerder tijdens het jaar. Die omzet wordt uitgedrukt als percentage van de totale activa van een fonds. Het percentage geeft een aanwijzing van het percentage van de gewijzigde posities van de portefeuille tijdens het afgelopen jaar.
Positie
Een positie is een belegging. Een belegger kan posities nemen in beleggingsfondsen, aandelen of andere financiële instrumenten.
Preferente aandelen
Aandelen waaraan bijzondere rechten voor de houder zijn verbonden. Het kan gaan om een dividend (verdeling van de winst) dat bij de uitkering eerst wordt betaald aan de houders van preferente aandelen.
Prijsgestuurde markt
Op een prijsgestuurde markt treden market makers telkens in actie tussen de beleggers en de effectieve markt om de marktliquiditeit te garanderen. De market makers doen dit door constante bied- en laatprijzen aan te bieden waarover potentiële kopers en verkopers kunnen onderhandelen (laagste prijs voor de verkopers, hoogste prijs voor de kopers). Zolang een aankooplimiet niet overeenstemt met de laatprijs van de market maker, wordt geen enkele transactie uitgevoerd.
Primaire markt
Markt gekenmerkt door de uitgiftes van nieuwe financiële activa en waar emittenten, verkopers van effecten aan beleggers, in contact worden gebracht met de inschrijvers die deze effecten kopen. De primaire markt wordt ook “nieuwmarkt” genoemd.
Private Equity
Activiteiten van financiële instellingen of beleggingsfondsen die beleggen in kapitaal of eigen vermogen van niet-beursgenoteerde vennootschappen.
Prospectus
Een prospectus is een formele verklaring van een financieel product (waaronder de fondsen) en wordt gepubliceerd alvorens de aandelen aan het publiek worden aangeboden. In deze verklaring beschrijft het fonds zijn doel, de kosten en andere feiten die de belegger moet kennen om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen.
R²
De correlatiecoëfficiënt (R²) meet de sterkte en de richting van een lineaire relatie tussen het rendement van een fonds en dat van zijn referentie-index. Deze coëfficiënt ligt tussen -1 en 1; 1 stemt overeen met een perfect gecorreleerde stijgende lineaire relatie, -1 met een perfect gecorreleerde dalende lineaire relatie en 0 staat voor een gebrek aan lineaire correlatie.
Reële rentevoet
Verschil tussen de nominale rentevoet en het inflatiepercentage dat wordt vastgesteld voor een referentieperiode. De reële rentevoet komt overeen met het reële rendement (na aftrek van inflatie) voor de kapitaalverstrekker en de reële kosten voor de kredietnemer. Bijvoorbeeld: als de nominale rentevoet van een belegging gelijk is aan 4% en de inflatie gelijk is aan 3% voor dezelfde periode, dan bedraagt de reële rente 1%.
Referentie-index (benchmark)
Laat toe de kwaliteit te beoordelen van het beheer binnen een ICB (fonds of bevek), door het rendement ervan te vergelijken met het rendement van een index die representatief is voor het binnen de ICB toegepaste beheer (ook “benchmark” genoemd). Het kan gaan om een marktindex of een combinatie van meerdere marktindexen naargelang de aard van het binnen het fonds gevoerde beheer.
Rendement
Opbrengst of inkomen van een investering of belegging als financiële uitkomst over een (meestal) bepaalde periode. Indien uitgedrukt in een percentage van de waarde van de investering/belegging of van het geïnvesteerde/belegde bedrag, spreken we veelal van rentabiliteit.
Rentecurve
De rentecurve of “yield curve” is een grafische weergave van de verhouding tussen de rentevoet en de looptijd. De horizontale as toont de looptijd, de verticale as de vergoeding. Onder normale omstandigheden hebben leningen op korte termijn een lagere rentevoet dan leningen op lange termijn. De grafiek krijgt dan de vorm van een opklimmende curve en in een later stadium van een afgevlakte curve.
Rentegevoeligheid/rentevoetrisico
Risico dat uw belegging aan waarde verliest in geval van stijging van de rentevoet die toepasselijk is op nieuwe beleggingen met dezelfde resterende looptijd.
Rentevoet
Wordt uitgedrukt in een jaarlijks percentage en is de weergave van de kost van een lening voor de kredietnemer die aan de kredietgever interesten betaalt, die worden berekend door toepassing van deze rentevoet op het geleende kapitaal. De rentevoet kan vast zijn voor de duur van het krediet, of variabel volgens een referentierentevoet die kan schommelen.
Return on Equity (ROE)
Financiële ratio die wordt berekend door het nettoresultaat van een onderneming te delen door het bedrag van haar eigen vermogen; de ratio meet dus de rentabiliteit van de kapitalen van een vennootschap. Deze ratio is zeer afhankelijk van de financieringsstructuur en stijgt met de schuldlast indien het hefboomeffect een positieve impact heeft. Het gaat om een zeer belangrijke ratio bij financiële analyses. Bijvoorbeeld: een onderneming boekte tijdens het afgelopen jaar een nettowinst van € 850.000. Haar eigen vermogen op 31/12 van het voorbije jaar was gelijk aan € 5.300.000. In dit voorbeeld is de rentabiliteit van het eigen vermogen gelijk aan 850.000/5.300.000 = 16,04%. Om de relevantie van dit cijfer echt te beoordelen, los van zijn grootte, moet het worden vergeleken met dat van andere ondernemingen in dezelfde bedrijfstak alsook met andere vormen van beleggen.
Risico
Het begrip “risico” in de financiële wereld is zeer nauw verwant met het begrip “onzekerheid”. Het met een financieel effect verbonden risico kan van zeer uiteenlopende oorsprong zijn. We onderscheiden inzonderheid economische risico’s (politieke risico’s, natuurlijke risico’s, inflatie, …) die een bedreiging vormen voor de geldstromen in verband met de effecten en behoren tot de economische wereld, en financiële risico’s (liquiditeit, wisselkoersen, rentevoeten, …) die niet rechtstreeks verband houden met de geldstromen en eigen zijn aan de financiële wereld. Ongeacht zijn aard vertaalt elk risico zich in een schommeling van de waarde van het financieel effect. Dit is overigens het verschil tussen de zuivere boekhouding, die alleen oog heeft voor de rentabiliteitspercentages, en de financiën die rekening houden met het begrip “risico” om de waarde te bepalen. Het risico van een financieel effect wordt gemeten aan de hand van de volatiliteit van zijn waarde (of zijn rentabiliteit): hoe groter de volatiliteit, hoe groter het risico, en omgekeerd.
Risicofactor
Standaardafwijking van de koersbewegingen. Hoe groter de volatiliteit, hoe meer de koers schommelt, hoe groter het risico van het fonds. De volatiliteit wordt uitgedrukt in percentage. Om te bepalen of de volatiliteit hoog of laag is, kunt u ze vergelijken met de volatiliteit van andere fondsen. Ter indicatie: een wereldwijd aandelenfonds heeft een volatiliteit van ca. 20%.
Risicokapitaal
Financiële participatie, gewoonlijk een minderheidsparticipatie, in ondernemingen zonder beursnotering en in om het even welke fase van hun ontwikkeling. Het doel van de belegger bestaat erin financieel deel te nemen aan de ontwikkeling van innoverende bedrijven met een sterk groeipotentieel. De belegger zet in op de ontwikkeling van de vennootschap en hoopt een aanzienlijke meerwaarde te verwerven bij een beursintroductie, de verkoop van de onderneming of de overdracht van zijn participatie aan een andere belegger.
Risicopremie
Het vereiste rendement op een belegging of een belegging minus de risicovrije rentevoet (de rente die de meest solvente partners aan elkaar aanrekenen). De risicopremie geeft dus aan welke vergoeding er wordt gevraagd om een bepaald risico te lopen op een belegging. Wordt vaak gebruikt bij de analyse van obligaties.
Risicoprofiel
Elke ICB krijgt een score op een schaal (SRRI genoemd) die gaat van 1 voor producten met het kleinste risico en het laagste rendementspotentieel tot 7 voor producten met het grootste risico en het hoogste rendementsprofiel. Deze risicoschaal heeft als doel het risicoprofiel en het rendement van de ICB te kwantificeren. Deze indicator wordt a priori vastgesteld in het geval van een nieuw compartiment en vervolgens a posteriori door de beheervennootschap of door de zelfbeheerde bevek voor elke bevek of elke GBF over 5 voortschrijdende jaren. Deze indicator wordt berekend op basis van de volatiliteit van de wekelijkse prestaties (omvang en frequentie van de verschillen in inventariswaarde) en wordt regelmatig bijgewerkt: de indicator is niet gewaarborgd en kan evolueren in functie van de markt.
Risicoschaal (synthetische risico- en rendementsindicator – SRRI)
Indicator die aan elk fonds wordt toegewezen om zijn globale risico- en rendementsprofiel te beoordelen. Deze indicator neemt de vorm aan van een numerieke schaal, ingedeeld van 1 voor het laagste risico tot 7 voor het hoogste risico, waarbij de laagste risicocategorie (niveau 1) niet betekent “zonder risico”. Deze indicator staaft de regel die stelt dat hoe hoger het potentieel rendement van een belegging is, hoe hoger het risiconiveau. De berekening is gebaseerd op de volatiliteit van de rendementen van het fonds tijdens de afgelopen 5 jaar. Het risiconiveau van een fonds kan evolueren door de tijd en wordt geactualiseerd in de Essentiële Beleggersinformatie (EBI).
Risicovrije rente
De risicovrije rente komt overeen met het theoretische rendement van een belegging waarvan het risiconiveau gelijk zou zijn aan nul. Het gaat om de rente die een belegger zou mogen verwachten van een belegging waarvan het risico absoluut nul zou zijn tijdens een specifieke periode. De risicovrije rente wordt gebruikt bij de berekening van ratio’s zoals de Sharpe-ratio, de standaardafwijking en het percentage positieve maanden.
Samenstelling van het actief
Samenstelling van een portefeuille van een fonds. Een beleggingsportefeuille kan bestaan uit verschillende beleggingscategorieën zoals aandelen, obligaties, onroerende goederen, grondstoffen en bankdeposito’s.
Samenstelling van het vermogen
Verdeling van het vermogen in aandelen, onroerende goederen, obligaties, deposito’s en liquiditeiten. De samenstelling van het vermogen wordt gewoonlijk bepaald door de wens om te komen tot een optimale verhouding tussen risico en rendement, in overeenstemming met de beleggingshorizon en de doelstellingen van de belegger.
Schatkistbon
Schuldbewijs typerend voor een lening waarvan een staat de emittent is.
Sectorale spreiding
Verdeling per economische bedrijfssector van de emittenten van de activa die samen een ICB-portefeuille vormen. De sectorale spreiding beantwoordt aan de keuzes inzake prioritering van de beheerder van de ICB voor een of andere economische sector (bv. oververtegenwoordiging in de ICB-portefeuille van de ondernemingen in de autosector in verhouding tot hun gewicht in de indexen of ondervertegenwoordiging van de farmaceutische of banksector). Zie de definitie van “diversificatie”.
Secundaire markt
Op de secundaire markt worden de bestaande financiële instrumenten vrij verhandeld tussen de beleggers. In dit geval heeft de uitvoering van een transactie dus geen impact meer op de verbintenissen van de emittent. Kort gezegd houdt de aankoop van een aandeel met een notering op Euronext in dat men dit aandeel koopt van een andere belegger die het verkoopt. Deze transactie heeft geen gevolgen voor het kapitaal van de vennootschap die de aandelen aanvankelijk heeft uitgegeven.
Securities and Exchange Commission (SEC)
Organisatie van de Amerikaanse overheid die toezicht houdt op de verhandeling van effecten in de Verenigde Staten en in verband daarmee regels vaststelt.
Shareholder (aandeelhouder)
Natuurlijke persoon of rechtspersoon die effecten van een vennootschap bezit die een fractie van haar maatschappelijk kapitaal, “aandelen” genoemd, vertegenwoordigen. Door aandelen te verwerven, beschikt de aandeelhouder over:
- stemrecht op de algemene vergaderingen (in principe één stem per aandeel in bezit),
- een recht van toegang tot bepaalde informatie over de vennootschap (jaarrekeningen, …),
- een recht op de winst (inning van dividenden),
- een recht op de liquidatie-uitkering in geval van faillissement van de vennootschap (de aandeelhouder komt na de prioritaire en gewone schuldeisers).
De waarde van het deel van de onderneming waarvan de aandeelhouder eigenaar is, kan sterk evolueren (zowel stijgen als dalen), voornamelijk in functie van de situatie van de onderneming en de toestand op de financiële markten.
Sharpe-ratio
Verhouding tussen het risico en het rendement van het fonds waarbij het risico wordt uitgedrukt in termen van volatiliteit. Deze verhouding wordt, voor een portefeuille, gedefinieerd als de behaalde outperformance ten opzichte van een risicovrije belegging, gedeeld door de volatiliteit van de portefeuille. Het is een indicator die het extra rendement meet dat per risico-eenheid wordt verkregen. Indien positief is het zo dat hoe hoger de Sharpe-ratio, hoe hoger de vergoeding voor het genomen risico. Een negatieve Sharpe-ratio betekent dat het rendement van de portefeuille lager was dan bij een risicovrije belegging.
Short
“Shorten” bestaat in de verkoop op termijn van een actief dat men niet bezit op het ogenblik waarop de verkoop wordt gesloten, maar waarvan men voorziet het in bezit te hebben op de dag van de geplande levering. Het actief dat geshort wordt, is gewoonlijk een effect, maar ook valuta of grondstoffen kunnen geshort worden. Als de waarde van het actief daalt na het shorten, kan de verkoper het contant weer inkopen en aldus een meerwaarde verwerven. De potentiële winst is beperkt tot de prijs waarvoor hij het actief heeft verkocht. Indien daarentegen de waarde van het actief stijgt, loopt de verkoper een risico van onbeperkt verlies, terwijl een koper niet meer kan verliezen dan het bedrag dat hij heeft betaald. De shorter heeft wat men een shortpositie noemt, in tegenstelling met de houder van een effect die een longpositie heeft.
Shorten
Vakterm voor de verkoop van effecten of valuta die men niet bezit of voor de verkoop (schrijven) van een optie.
Short- en longpositie
De positie van een trader stemt overeen met de blootstelling aan het marktrisico van alle activa, onderliggende producten genoemd, die hij op een bepaald ogenblik in portefeuille heeft. Wanneer een trader meer onderliggende producten heeft gekocht dan dat hij er heeft verkocht, bevindt hij zich in een longpositie en bestaat het marktrisico in een daling van de prijs van het onderliggende product. Omgekeerd, wanneer een trader meer onderliggende producten heeft verkocht dan dat hij er heeft gekocht, bevindt hij zich in een shortpositie en bestaat het marktrisico in een stijging van de prijs van het onderliggende product.
Small Caps
Aandelen met kleine beurskapitalisaties.
Solvabiliteitsratio
Verhouding tussen het nettoschuldniveau van de instelling en haar niveau aan eigen vermogen. Deze ratio laat toe te beoordelen of een vennootschap niet te veel schulden heeft en beschikt over voldoende kasmiddelen om haar vervaldata na te komen. Voor een bank is dit een indicator die toelaat om na te gaan of het niveau aan eigen vermogen voldoende is om het globale kredietrisico te dekken. De solvabiliteitsratio geeft een zicht op de mogelijkheden op lange termijn voor de instelling om haar schuld af te lossen.
Sortino-ratio
De berekening van de Sortino-ratio gelijkt sterk op de berekening van de Sharpe-ratio, met uitzondering van het verschil dat de gebruikte risico-eenheid niet de volatiliteit is maar wel de “downside deviation”.
Special Purpose Vehicle (SPV)
SPV is de afkorting van de Engelse term “Special Purpose Vehicle”. Vennootschappen die opgericht zijn om voor een welbepaald doel bepaalde activa te verwerven. Het gaat hier om juridisch onafhankelijke entiteiten.
Spread (renteverschil)
Een spread is een verschil tussen twee rentevoeten. Gewoonlijk worden de renteverschillen op 10-jarige staatsobligaties vergeleken tussen de verschillende Europese landen en Duitsland, dat er het sterkst voor staat. Dit verschil wordt uitgedrukt in basispunten.
Stagflatie
Stagflatie is de situatie waarin een economie tegelijk lijdt onder een zwakke groei of nulgroei en een hoge inflatie (i.e. snelle prijsstijgingen).
Standaardafwijking
Meting van het risiconiveau van een belegging. Aan de hand van een formule worden de resultaten van de koersen berekend ten opzichte van de afwijking van de koersen. Hoe groter de standaardafwijking, hoe groter het risico.
Stock picking
Methode van beheer die erin bestaat de meest veelbelovende effecten te selecteren en zich ervan te vergewissen dat deze keuze niet in tegenspraak is met de globale markttendensen. De beheerder richt zijn aandacht op de specifieke kwaliteiten en de ontwikkelingsperspectieven van de ondernemingen.
Stockdividend
Dividend dat in aandelen wordt uitgekeerd.
Strategie van absolute return
Fondsen met absolute return streven ernaar positieve prestaties te boeken aan de hand van geavanceerde technieken van activabeheer. Deze technieken kunnen shorten, termijncontracten, opties, afgeleide producten, arbitrage, hefboomeffect en niet-conventionele activa omvatten.
Strategische spreiding
Verdeling van de verschillende activaklassen (aandelen, obligaties, monetaire producten) in een portefeuille in functie van de beleggingsduur en het aanvaarde risiconiveau. De strategische spreiding van activa gaat vooraf aan de fase van tactische spreiding en gaat gepaard met een middellange/lange termijn. Ze is bepalend voor de positionering van het fonds en het type beheer dat de beheerder zal volgen. In tegenstelling met de tactische spreiding die betrekking heeft op de korte termijn en onderworpen is aan frequente wijzigingen in functie van de marktopportuniteiten.
Swap
Een swap is een overeenkomst met als doel het verkrijgen van een rendement of bescherming tegen een bepaald risico door twee betalingsstromen te ruilen op een vooraf bepaald tijdstip en tegen vooraf vastgelegde voorwaarden. Bij een deviezenswap worden munten geruild, bij een renteswap rentestromen.
Synthetische replicatie
Bij synthetische replicatie wordt de index gevolgd door gebruik te maken van afgeleide producten.
Synthetische risico- en rendementsindicator( SRRI – Risicoschaal)
Indicator die aan elke ICB (bevek of fonds) wordt toegewezen om haar risicoprofiel en globale rendement te evalueren; de indicator neemt de vorm aan van een numerieke schaal, ingedeeld van 1 voor het laagste risico en potentieel laagste rendement tot 7 voor het hoogste risico en potentieel hoogste rendement, met dien verstande dat de laagste risicocategorie (niveau 1) niet betekent “zonder risico”. Deze indicator is de weergave van de regel die stelt dat hoe hoger het rendement van een belegging is, hoe hoger het risiconiveau. De berekening is gebaseerd op de volatiliteit van de rendementen van het fonds tijdens de afgelopen 5 jaar. Het risiconiveau van een fonds kan evolueren door de tijd en wordt geactualiseerd in de Essentiële Beleggersinformatie (EBI).
S&P 500
Door Standard’s & Poor ontwikkelde en berekende index waarin de aandelen van 500 Amerikaanse ondernemingen zijn opgenomen. Samen met de index Dow Jones Industrial Average behoort de S&P 500-index tot de meest geraadpleegde beursbarometers ter wereld. Futures op de S&P 500-index behoren tot de meest verhandelde ter wereld.
Technische analyse
Een methode die wordt gebruikt om een beurstendens te voorspellen aan de hand van koersgrafieken en rekenmodellen. Er wordt vooral rekening gehouden met de evolutie van de koersen en de verhandelde volumes. De technische analyse heeft voornamelijk als doel het collectieve gedrag van beleggers te doorgronden om te voorspellen welke richting de markt zal uitgaan.
Termijncontract of Future
Afgeleid product dat toelaat een bepaalde hoeveelheid van een onderliggend actief te kopen of te verkopen op een bepaalde datum, vervaldatum genoemd, en voor een prijs die al bij de uitgifte wordt vastgesteld, een product dat dient ter ondersteuning. In tegenstelling met een optie gaat het om een vaste verbintenis. Beursindexen, grondstoffen, deviezen en rentevoeten hebben een termijncontract. Het gaat voornamelijk om een indekkingsinstrument voor financiële instellingen en multinationals. Op die manier beschermen de traders zich tegen plotselinge schommelingen die een impact hebben op hun rentabiliteit.
Tijgers
Benaming voor de groep van drie landen in Azië (Singapore, Zuid-Korea en Taiwan) en ook Hongkong die als vrij kleine landen een snelle economische en industriële groei hebben gekend.
Top-down
Besluitvormingsproces waarbij men ten eerste de beleggingscategorie selecteert, vervolgens het land, dan de sector en tot slot het specifieke aandeel of de specifieke obligatie.
Total return-index
Beursindex die wordt berekend door rekening te houden met alle inkomsten (dividenden, coupons …) van de effecten waaruit de index is samengesteld. Rekening gehouden met het belang van dividenden bij de waardering van een beursportefeuille, verdient het aanbeveling om indexen met herbelegging van dividenden als referentie-index (benchmark) te kiezen om het rendement van aandelen-ICB’s te meten.
Track record
Historiek van de rendementen uit het verleden van een ICB, een beheerder of een beheervennootschap. Hoe langer de observatieperiode, hoe significanter het track record.
Tracker
Trackers zijn effecten met een notering op een georganiseerde markt en bieden – zoals een fonds – toegang, in een enkele transactie en tegen verlaagde kosten, tot bijvoorbeeld de return van een index, van een aandelenkorf, van een obligatiekorf of van een grondstoffenkorf.
Tracking error
Meting die de afwijking toont tussen het rendement van de ICB en het rendement van de referentie-index die de ICB volgt. Gewoonlijk meet de tracking error de volatiliteit van het relatieve rendement van een portefeuille ten opzichte van de referentie-index.
Trading
Activiteit van verkoop en aankoop op de markten.
Trend
We spreken van een trend wanneer een koers tijdens een vrij lange periode duidelijk in een bepaalde richting evolueert. Beleggers proberen trends te ontdekken in de hoop ervan te kunnen profiteren.
Trendlijn
Een lijn op een koersgrafiek die een bepaalde trend (klimmend of dalend) aangeeft. Beleggers maken gebruik van (historische) trendlijnen om de toekomstige evolutie van de koersen te kunnen voorspellen.
Treynor-ratio
De Treynor-ratio komt overeen met het extra gemiddeld jaarlijks rendement van een fonds ten opzichte van de risicovrije rentevoet, gedeeld door de bèta van het betrokken fonds. Net als de Sharpe-ratio geeft de Treynor-ratio het rendement aan ten opzichte van het risicovrije rendement per eenheid gelopen risico, met de bèta als risicocriterium.
UCITS-richtlijn
De UCITS (“Undertakings for Collective Investments in Transferable Securities”) – richtlijnen zijn een geheel van richtlijnen van de Europese Unie betreffende het beheer van ICBE’s en de commercialisering daarvan binnen de Unie. Deze teksten bieden een geharmoniseerd kader voor beheer in het domein van de in aanmerking komende activa, regels voor diversificatie van de activa, voor liquiditeit of ook inzake controleratio’s. Dit rechtskader, dat de vrije commercialisering van deze effectenportefeuilles binnen de EU rechtvaardigt en toestaat, leverde ook een kwaliteitslabel op voor Europese ICBE’s – het UCITS-label – dat vele landen hebben overgenomen.
Uitgifte
Uitgifte van effecten. Een financieel effect kan een aandeel, een obligatie, een schuldvordering of een ICB zijn.
Uitstapvergoeding
Deze vergoeding, een equivalent van de uitstapkosten, wordt afgenomen van het bedrag van de overdracht bij de wederinkoop van bepaalde fondsen. Wanneer de bezitter van een bevek of van een GBF die onderworpen is aan de uitstapvergoeding zijn effecten wenst te verkopen (we spreken van “wederinkoop”), houdt het fonds een uitstapvergoeding in. Het bedrag van deze uitstapvergoeding moet van tevoren bekend zijn en wordt vaak berekend als een percentage van het afgestane bedrag.
Uittredingsvergoeding (uitstapvergoeding / uitstapkosten)
Deze uittredingsvergoeding een equivalent van de uitstapvergoeding, wordt afgenomen van het bedrag van de overdracht bij de wederinkoop (verkoop) van bepaalde fondsen. Wanneer de bezitter van een bevek of van een GBF die onderworpen is aan de uitstapvergoeding zijn effecten wenst te verkopen (we spreken van “wederinkoop”), houdt het fonds een uitstapvergoeding in. Het bedrag van deze uitstapvergoeding moet van tevoren bekend zijn en wordt vaak berekend als een percentage van het afgestane bedrag.
Underperformer
Aandeel dat een beduidend lager rendement behaalt dan de andere aandelen van de betrokken marktaandelenindex. Deze term wordt soms ook gebruikt om te verwijzen naar een belegger of een beleggingsinstelling die een lager rendement haalt dan een andere.
Valuta
Oorspronkelijke munt.
Volatiliteit
De volatiliteit van een actief is de standaardafwijking van zijn rendement. Als maat van de spreiding evalueert ze de onzekerheid van de prijzen van de activa, die vaak wordt gelijkgesteld met hun risico. De volatiliteit kan achteraf (ex post) worden berekend (retrospectief) of ex ante worden geraamd (anticiperend). Het concept volatiliteit wijst op de instabiliteit van de koers van een effect. Een hoge volatiliteit betekent dat de koers van een fonds sterk stijgt en daalt tijdens een vrij korte periode. De volatiliteit is ook een indicator van het risico dat een belegger loopt wanneer hij inschrijft op een bepaald fonds.
Warrant
Financieel product waarbij wordt ingezet op de stijging of de daling van een onderliggend instrument. Een warrant verleent aan zijn houder het recht, zonder dat het om een verplichting gaat, om een onderliggend actief te kopen (in het geval van een “call warrant”) of te verkopen (in het geval van een “put warrant”), voor een op voorhand vastgestelde prijs (de uitoefenprijs) en tot aan een bepaalde datum (de vervaldatum). Eens deze datum is verstreken, bestaat de warrant niet langer en is de inzet verloren. Warrants laten toe in te zetten op de stijging of de daling van een onderliggend instrument. Shorten is niet mogelijk met dit type effecten.
Wederinkoop
Verrichting van terugbetaling van deelbewijzen of aandelen van een ICB (fonds of bevek) door de bank of de financiële instelling waarbij die deelbewijzen of aandelen worden aangehouden. De wederinkoop is “gedeeltelijk” wanneer de verrichting betrekking heeft op slechts een deel van de deelbewijzen of aandelen en “volledig” wanneer ze betrekking heeft op alle deelbewijzen of aandelen. Meestal is de wederinkoop het gevolg van een verzoek van de titularis, ook al kan deze verrichting inzonderheid op de vervaldatum van bepaalde fondsen automatisch worden toegepast door de bank of de financiële instelling.
Winst
De omzet van een onderneming verminderd met alle kosten zoals interesten, belastingen, afschrijvingen, provisies voor herstructurering enzovoort.
Winst per aandeel
Verwijst naar de winst verbonden met een aandeel. Wordt berekend door het nettoboekhoudresultaat van de onderneming te delen door het aantal effecten in omloop. Maakt het ook mogelijk de resultaten van de onderneming te vergelijken met andere ondernemingen van de sector of ten opzichte van voorgaande jaren. Voor beursgenoteerde aandelen vertaalt de stijging van de nettowinst per aandeel zich gewoonlijk in een stijging van de aandelenkoers.
Wisselkoersrisico
Het wisselkoersrisico is het risico dat verbonden is met de schommeling van de koers van een munt ten opzichte van de munt van de belegger. Dit risico bestaat bij de belegging in andere valuta’s dan de euro voor inwoners van de eurozone.
Wisselmarkt (Forex)
De wisselmarkt (FOREX voor Foreign Exchange) is een internationaal monetair systeem dat is gecreëerd sinds er in 1971 een einde is gekomen aan de gouddekking van de dollar. Op de wisselmarkt noteren de munten vrij ten opzichte van elkaar en vormen ze koppels van munten of pariteiten van valuta (voorbeeld van een behandeld product: de pariteiten (euro/dollar). De wisselmarkt is na de schuldmarkt de op één na belangrijkste financiële markt ter wereld in termen van uitgewisselde volumes.
Year to Date
Year to Date (YTD) betekent: vanaf het einde van het vorige jaar. Onder “YTD” vindt men dus het rendement van een beleggingsfonds vanaf de laatste vernieuwing van het jaar alsook het antwoord op de vraag welke rendementen het fonds tot op heden heeft behaald tijdens het nieuwe jaar.
Yield
Yield (rendement in het Nederlands) zijn de inkomsten die worden betaald op een belegging, uitgedrukt in percentage. De uitbetaalde inkomsten kunnen bestaan uit dividenden of interesten. In het geval van een uitgekeerd dividend heeft men het ook over dividendrendement.
Yield to Maturity
Yield to Maturity is het effectieve rendement van een belegging in obligaties wanneer die belegging wordt bijgehouden tot het einde van de looptijd.
Zerobond
Obligaties die worden uitgegeven onder de nominale waarde en die geen interesten uitkeren. De nominale waarde wordt uitgekeerd op de vervaldatum. Het verschil tussen de uitgifteprijs en de nominale waarde is het rendement. Zerobonds worden ook nulcouponobligaties genoemd.